Daniël Defoe in het Leyerdorps Fonteintje?
dinsdag 21 december 2021 – In het ambacht Zoeterwoude, onder de rook van Leiden, stond bij de Oude Rijn ooit de herberg De Fontein. Omdat de gemeentegrens met Leiderdorp voor buitenstaanders niet duidelijk was, noemde men het etablissement ook wel het Leyderdorps Fonteintje. Daar werden, zei men, bijzondere feestmalen gehouden.[1] Ook was het een geliefde uitgaansgelegenheid voor Leidse studenten.
Wat doe je als 46-jarige schrijver die een kop boven iedereen uitsteekt, als je incognito in De Fontein rond wilt kijken omdat je er voor je weekblad een sfeerimpressie over wilt schrijven? Weyerman kwam met een ingenieus antwoord op die vraag: hij verkleedde zich voor zijn bezoek aan De Fontein als Hongaars edelman. Dat was geen gekke gedachte, want in Leiden studeerden door de jaren heen veel Hongaarse studenten. De list slaagde kennelijk, want in Den Ontleeder der Gebreeken van 1 mei 1724 is de impressie, ‘Beschryving van de vochtige Hoogeschool der Studenten, het Leyerdorps Fonteintje’, afgedrukt.[2]
In de tijd dat je de lezer nog niet met een link naar zo’n tekst kon sturen, schreef Karel Bostoen voor de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman een artikel over het Fonteintje, dat nog steeds het lezen waard is.[3] Bostoen geeft een samenvatting van Weyermans beschrijving, maar de kern van zijn artikel vormt de uitgebreide informatie over de geschiedenis en de locatie van de herberg. Het boek De vermakelyke Leidsche buiten-cingels suggereert een ligging bij de Doesbrug in Leiderdorp, maar Bostoen beargumenteert overtuigend dat Het Fonteintje tegenover de Doesbrug op de Zoeterwoudse oever van de Oude Rijn stond, tussen de Oude Rijn en de Hoge Rijndijk. Hij oppert verder dat Weyerman voor zijn beschrijving Engelse bronnen bewerkt had. Ook hoopte hij de identiteit van enkele personen te kunnen achterhalen, maar van een vervolgpublicatie is het niet gekomen.
Over één personage uit het verhaal van Weyerman valt nu iets meer te vertellen. Weyerman stuit in het Fonteintje op een Hongaarse student, die zijn medestudenten een brief in potjeslatijn voorleest. Die brief wil hij opsturen aan de Ontleeder der Gebreeken, de gastheer in het gelijknamige tijdschrift! De aanhef luidt daadwerkelijk ‘Ad ingeniosissimum Auctorem Anatomici errorum’.
Over de inhoud van die brief wordt de lezer ingelicht. De Hongaar heeft namelijk een meisje verleid en heeft dat ook nog eens aan de grote klok gehangen. Nu vraagt hij advies over de beste manier om de dreigementen van haar vader af te wenden. Weyerman drukt de hele brief af, geeft er een vertaling van en vertelt met genoegen hoe een medestudent de Hongaar met een korte toespraak de les leest.
Het lijkt kras dat een Hongaarse student juist Weyerman, de Ontleeder der Gebreeken, om advies zou vragen. Het verhaal als dit is te mooi om waar te zijn. En inderdaad, een brief als deze blijkt eerder gepubliceerd te zijn geweest, namelijk in 1704, in de eerste jaargang van A Review of the Affairs of France.[4]
De Review is een van de belangrijkste werken van Daniel Defoe. Het werk begon op 19 februari 1704 als weekblad, maar was al zo snel populair dat het na enige tijd tweemaal en later zelfs driemaal per week verscheen. Defoe hield het blad in de lucht tot 11 juni 1713, ruim 9 jaar dus.
Strikt genomen is de Review geen nieuwsblad; het geeft voornamelijk achtergrondinformatie. Het eerste deel bevat serieuze teksten over de glorieuze geschiedenis van Frankrijk, over de actuele Franse politiek en over de consequenties daarvan voor heel Europa. Daarna volgt een rubriek ‘Advice from the Scandalous Club’. Het blad sluit af met advertenties. Zo’n tweedeling van complex serieus en populair humoristisch doet denken aan The Weekly Pacquet of Advice from Rome van Henry Care. Defoe neemt die suggestie ook op in zijn blad:
It has been objected to the Author, that this Design is not new, and is only a Mimick of Harry Care in his Weekly Pacquet of Advice from Rome, with the Courant at the End of every Paper.
Maar verder houdt Defoe zich over deze bron op de vlakte. Hij spreekt alleen zijn bewondering voor de Weekly Pacquet uit en zegt dat er niets nieuws onder de zon is. Hij verwacht het niveau van dat blad nooit te zullen halen.[5]
Het ‘Advice of the Scandalous Club’ begint zogenaamd als een navolging van een Frans voorbeeld, onder de kop ‘Mercure Scandale. Advice from the Scandalous Club’.[6] De Scandalous Club werd gepresenteerd als een soort fictieve Raad voor de Journalistiek: Defoe rapporteert hoe deze raad courantiers ontbiedt om ze te kapittelen over onjuiste en onzinnige berichtgeving. Dat kan een courantier zijn die over ‘the Circle of Frankfurt’ heeft geschreven in plaats van ‘the City of Frankfurt’, of een courantier die beweerd heeft dat brieven uit Brussel hem via Wenen of Venetië bereikt hadden. Ook wanneer een courantier ten onrechte een overlijdensbericht had geplaatst, pakt Defoe daarover stevig uit.
Na een maand of wat gaat de Scandalous Club meer op een algemene Raad van Hoeders te lijken: ook vraagstukken uit het leven van alledag komen aan de orde, zoals de dronkenschap van een rechter. Uiteindelijk stromen de ingezonden brieven met vragen binnen. Vanaf september 1704 verschijnt er een maandelijkse bijlage bij de Reviewwaarin de Scandalous Club die brieven beantwoordt. John Dunton, redacteur van The Athenian Oracle, wond zich erover op dat Defoe, nota bene zijn voormalige medewerker, zijn vraag-en-antwoord-format gepikt had, wat hem zeker £ 200 aan inkomsten gekost had.
Helaas kon ik geen enkele Nederlandse bibliotheek vinden die de heruitgave van de Review door John McVeagh in huis heeft.[7] Ik kan dus niet zeggen of Defoe volgens McVeagh de brief ook weer van iemand anders overgenomen heeft. Maar er zijn sterke aanwijzingen dat Weyerman de brief wel degelijk uit de Review overgenomen heeft. Om te beginnen volgen in de Review op de brief, net als bij Weyerman, de constatering dat het om absurd Latijn gaat en een vertaling, in bewoordingen die sterk op die van Weyerman lijken. Daarna volgt nog een forse verhandeling waarin de moraal van de briefschrijver afgekraakt wordt (maar die verhandeling heeft vrij weinig van de toespraak van de medestudent bij Weyerman).
In de Review wordt de nationaliteit van de briefschrijver niet genoemd: de suggestie is dat het een Brit was. Bijzonder is dat in het serieuze deel van die aflevering van de Review juist de stand van zaken in Hongarije besproken wordt. Het heeft er alle schijn van dat dit laatste Weyerman op het idee van een Hongaarse vermomming en een Hongaarse briefschrijver gebracht heeft.
Bijna veertig jaar geleden attendeerde Ton Broos zijn lezers op een forse ontlening aan een werk van Defoe door Weyerman. Nu meen ik te kunnen beweren dat Weyerman een tweede werk van Defoe kende, al is wederom niet met zekerheid te zeggen dat Weyerman wist welke auteur hij als bron gebruikte.[8]
Maar curieus blijft het. Weyerman beschikt over een aflevering van een periodiek van Daniel Defoe dat al 20 jaar oud is. Hoe zou dat gebeurd kunnen zijn?
Intussen hoop ik dat Weyerman alleen maar die ene aflevering bezat. Ik moet er niet aan denken dat ik ook nog negen jaargangen Review door zou moeten kijken om te zien of Weyerman daar nog meer uit gehaald heeft.[9] Maar wie weet? Net als Bostoen denk ik dat de beschrijving van meerdere herbergbezoekers op het gebruik van Engelse bronnen wijst, maar mijn speurtocht heeft tot nu toe pas alleen een bron voor de brief van de Hongaarse student opgeleverd. – Jac Fuchs
¶ De afbeelding toont een uitsnede uit een prent van Jan Luyken (1682).
[1] Anoniem, De vermakelyke Leidsche buiten-cingels, aangenaame dorpen en landstreken, rondom die stad gelegen, benevens een verhaal van verschiede adelyke hofsteden, buitenplaatsen en tuinen, zonder oppronking beschreeven, en met verscheide gevallen, redevoeringen en aanmerkingen doormengt (Leiden/Amsterdam 1734), p. 71.
[2] Den Ontleeder der Gebreeken, jrg. 1, nr. 30 (1 mei 1724), p. 235-240.
[3] Karel Bostoen, ‘De vochtige universiteit. Weyerman in het ‘Leiderdorps’ Fonteintje’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 14 (1991), p. 33-40.
[4] Daniel Defoe, A Review of the Affairs of France, dl. 1, nr. 53 (5 september 1704), p. 227.
[5] Daniel Defoe, A supplementary journal, to the advice from the Scandal. Club (september 1704), p. 5.
[6] De rubriekstitel werd later ingekort tot ‘Advice from the Scandalous Club” en ‘Advice from the Scandal. Club’. Nog later verdween de titel helemaal, maar de rubriek bleef gehandhaafd.
[7] Daniel Defoe, A Review of the Affairs of France, dl. 1-1 (februari-september 1704). Ed. John McVeagh (Londen 2004). Ik heb voor deze voetnoot gebruik gemaakt van: Paula R. Backscheider, Daniel Defoe his life (Baltimore/Londen 1989).
[8] Ton Broos, ‘j.c. weijerman’s translation of defoe’s ‘true-born englishman’, in Dutch Crossings, A journal for students of Dutch (19) april 1983, p. 59-75.
[9] Ik heb de eerste zestig afleveringen van de Review doorgebladerd, en ook het eerste nummer van het supplement, A supplementary journal, to the Advice from the Scandal. Club. Daarin vond ik geen ander materiaal dat me door Weyerman gebruikt leek.
Voortreffelijk toch weer, dit mooi stukje onderzoeksjournalistiek! Overigens ‘kende’ Weyerman ook Robinson Crusoe, of liever: hij noemt het boek een paar keer.