De maximen van Giami
dinsdag 8 februari 2022 – Vijf keer ben ik de naam van de Perzische dichter Giami in het werk van Weyerman tegengekomen en evenzoveel maximen van hem. Een maxime is een kernachtige spreuk. Vier van de vijf heb ik teruggevonden in Les paroles remarquables, les bons mots, et les maximes des orientaux van Antoine Galland.[1]
De Franse archeoloog, arabist en oriëntalist Antoine Galland (1646-1715) was verbonden aan de Franse ambassade in Constantinopel. Tijdens zijn verblijf daar verwierf hij een grondige kennis van de Arabische, Turkse en Perzische talen. Hij reisde enkele jaren door de Levant en toen hij weer teruggekeerd was in Parijs werkte hij mee aan het handboek over de islamitische cultuur. In 1694 publiceerde hij Les paroles remarquables; een jaar later verscheen al een Engelse vertaling.[2] Grote bekendheid verwierf Galland met zijn vertaling van de vertellingen van Duizend-en-een-nacht, die tussen 1704 en 1717 in twaalf delen verschenen.
Les paroles remarquables bestaat uit twee delen: het eerste bevat korte prozaverhaaltjes, waarvan Weyerman er enkele in zijn werken opnam.[3] Het tweede deel bestaat uit de maximen. Galland gebruikte voor Les paroles remarquablesverscheidene Arabische, Turkse en Perzische boeken en manuscripten. De maximen ontleende hij onder andere aan publicaties van Erpenius (1584-1624) en Golius (1596-1667), twee Nederlandse oriëntalisten. Aangezien de namen van de auteurs niet bij de maximen vermeld staan, is het nog maar de vraag of de maximen die Weyerman overnam, van Giami zijn.
Les paroles remarquables werd in 1696 in De Boekzaal van Europe gunstig besproken.[4] In de recensie worden enkele maximen in het Nederlands vertaald, maar deze komen in het werk van Weyerman niet voor.
Giami (1414–1492) – tegenwoordig schrijven we Jami – werd geboren in een dorpje bij de plaats Jam in het huidige Afghanistan. Hij kreeg een uitstekende opleiding en bekwaamde zich in wiskunde, natuurwetenschappen, Arabische literatuur en filosofie. In 1453 werd hij een soefi. Het soefisme is een mystieke stroming binnen de islam. Het oeuvre van Giami omvat ruim tachtig werken, zowel in proza als in poëzie.
Twee maximen nam Weyerman direct uit het Frans van Galland over, als motto voor een aflevering in Den Ontleeder der Gebreeken[5] en in Den Echo des Weerelds.[6]
Den Ontleeder der Gebreeken bevat ook een passage met een door Weyerman vertaalde maxime:[7]
Ik viel voorleede Vrydag tusschen Twaalf en Een Uure op een zékere Plaats van
den Poeet der Persen Giami, alwaar hy zegt; Rampzaalig en vervloekt zyn die
Menschen, die dag en nacht toeleggen om Rykdommen te vergaderen! Eyndelyk
sterven zy, en zy verlaaten met Leedweezen die Schatten.
Voorafgaand aan het verhaal over de frigide sultan (zie Voetnoot 120) komt Weyerman met een maxime waaraan hij een erotische draai geeft:[8]
Alhier roept *Giami; ô warme zeedeles!
Die Abbas Maan-Princes,
Uitblixemde, in spyt Van Mochas Coffiboonen.
Want een dag leevens van een oprecht Vrouwe-Man,
Is beeter dan de gantsche levensspan,
Van hem, die de arme bruid, door onmagt, moet verschoonen.
* Een voornaam Persiaans Poëet, die zo wel met een halve Maan pronkte, als den bedrukten Dichter Bucefaal.
Oorspronkelijk luidt de maxime: ‘Un seul jour d’un savant vaut mieux que toute la vie d’un ignorant’ (‘One Day of a learned Man, is more precious than the whole Life of an ignorant Person’).[9]
Ook in Den Amsterdamschen Hermes komt de dichter Giami met een maxime voor:[10]
Alles verdwijnt met ’er tyd, uitgenoomen de liefde voor Aly, zegt de filoozoof Giami, en dit is in onzen Zydeweeverbewaarheid; want vermoeid, van de Slavinnen te kneeden, en van ’s avonds, op een steene bank, en ’s nachts, op een Pothuis, vondelingen te planten, heiste hy zyn heerszucht in den top, en hy vree, met endjes van den Alkoran, een Juffer van Sciras, die, hy, door geveinsde zuchten, en huigchelaars traanen (dus vryd een Nyl-krokodil de Egyptenaaren) bewoog en opsnapte.
De spreuk past goed bij het soefisme, waar Giami een aanhanger van was. Een karakteristiek van het soefisme is ‘baqa’: het blijven in God; dit is wat er overblijft na het verdwijnen van het ik en van de wereld.
De maxime heb ik niet teruggevonden. Hij doet ook enigszins bijbels aan. In 1 Corinthiërs 13:8 staat: ‘De liefde vergaat nimmermeer’. Ik moest ook denken aan het sonnet ‘Gezwinde grijzaardt’ van P.C. Hooft, waarin de tijd alles ‘verslokt, verslindt, verteert, al wat ’er sterck magh lijken’.
Is dit werkelijk een maxime, al dan niet van Giami? Of heeft Weyerman aan een algemene uitspraak de namen Ali en Giami toegevoegd om er een Perzisch tintje aan te geven?
De tekstfragmenten laten zien dat Weyerman meegaat met de belangstelling in zijn tijd voor de Levant en de Perzische literatuur. We zien ook hoe hij omgaat met zijn bron: hij citeert, vertaalt en bewerkt. Hopelijk wordt deze Voetnoot opgemerkt door een oriëntalist of een lid van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap, die ons vertelt uit welk werk deze maximen afkomstig zijn en of ze inderdaad van Giami zijn. – Jan Bruggeman
[1] [Antoine Galland], Les paroles remarquables, les bons mots, et les maximes des orientaux (Den Haag, Louis en Henry van Dole, 1694). Deze uitgave volgt de editie uit hetzelfde jaar, uitgebracht in Parijs bij Simon Benard en Michel Brunet.
[2] [Antoine] Galland, The remarkable sayings, apothegms and maxims of the Eastern Nations (Londen, Richard Baldwin en William Lindsey, 1695).
[3] Zie Voetnoot 38, Voetnoot 42 en Voetnoot 191.
[4] De Boekzaal van Europe, maart/april 1696, p. 332-344.
[5] Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 2, afl. 31 (14 mei 1725), p. 241:
– Le Monde ressemble a la Mer, la Perle est au fond, et la Charogne Surnage.
Giami Poete Persan.
Dit is een gedeelte van de maxime:
– On estime dans le monde ceux qui ne meritent pas d’être estimez, & l’on y méprise les personnes de merite: Mais, le monde ressemble à la mer, la perle est au fond, & la charogne surnage (Les paroles remarquables, p. 325).
– In the World we esteem those that do not serve our esteem, and are apt to despite those who really merit it; but the World is like the Sea, where the Pearl lies at the bottom, and nothing but Carrion swims at top (The remarkable sayings, p. 64).
[6] Den Echo des Weerelds, deel 1, afl. 22 (18 maart 1726), p. 169.
– Rien n’éloigne davantage toutes sortes de personnes d’aupres de soi que la trop bonne opinion de soi-même (Les paroles remarquables, p. 241).
– Nothing induces Men more to shun us than the good Opinion we have of our selves
(The remarkable sayings, p. 8).
[7] Den Ontleeder der Gebreeken, dl, 2, afl. 24 (26 maart 1725), p. 190.
– Malheureux & maudits ceux qui n’ont pas d’autre pensée que d’amasser des richesses! Ils meurent à la fin, & ils les abandonnent avec regret (Les paroles remarquables, p. 319).
– Miserable and Cursed are those whose thoughts are wholly taken up in heaping Riches together; for they dye at last, and then they leave them with regret (The remarkable sayings, p. 59).
[8] Den Ontleeder der Gebreeken, dl 1., afl. 36 (12 juni 1724), p. 286.
[9] Les paroles remarquables, 274 en The remarkable sayings, p. 30.
[10] Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 22 (23 februari 1723), p. 171.