‘Niet juist het omgekeerde?’ Ongemakkelijke vragen in Heren van de thee van Hella S. Haasse
donderdag 19 mei 2022 – Onlangs las ik Heren van de thee (1992) van Hella S. Haasse. Voor de eerste keer. Het is zo’n boek waarvan je beter beweren kunt dat je het hebt herlezen. Nee, het prijkte al jaren op mijn schaamlijst: de titels die je al lang had moeten lezen! Met het lezen van Heren van de thee is de schaamlijst overigens nauwelijks uitgedund.
Het boek past perfect in een reeks van romans waarin het Nederlands kolonialisme verbeeld en geproblematiseerd wordt. Van Multatuli tot Alfred Birney, via Couperus en Haasse.
Heren van de thee bevat niet alleen een portret van een huwelijk – van de ambitieuze en verongelijkte Rudolf Kerkhoven en de nerveuze Jenny Roosegaarde Bisschop – en daarmee een verkenning van het mannelijke en het vrouwelijke, maar ook een koloniale geschiedenis. Rudolf, de hoofdpersoon, streeft op Java het goede na. Maar zoals wel vaker is dat niet genoeg. Hij schiet tekort en de rekeningen daarvoor worden hem door diverse personages gepresenteerd.
Als lezer heb je dat aanvankelijk niet in de gaten. In het begin van het verhaal volgen we Rudolf. De lezer hinkelt met bewondering achter hem aan. In de loop van de roman verbrokkelt het verhaal: er zijn meer perspectieven, via brieven en dergelijke komen ook anderen aan het woord. Het ‘verhaal uit één stuk’ maakt plaats voor een ‘vergruisde vertelling’; de krachtige Rudolf verandert daarbij in een man met vele gebreken.
Het is moeilijk om in het eerste deel van de roman niet te sympathiseren met Rudolf. Zijn ouders verwennen hem niet met aandacht. Rudolf, die zich in Delft voorbereidt op een loopbaan in de koloniën, heeft in zijn studiejaren en bij zijn terugkeer naar Nederlands-Indië het idee dat zijn ouders niet op hem zitten te wachten. Op de plantage van zijn ouders was niet op hem gerekend.
Rudolf ontmoet in het huis van zijn ouders een bijzondere logé: Radèn Karta Winata, een jonge Soendanese edelman. Een geletterde. Karta Winata had Bontekoe in het Soendanees vertaald en nu is hij bezig met de vertaling van Defoe’s Robinson Crusoë in het Soendanees. Hij baseerde zich daarbij op een Nederlandse uitgave, waarbij hij geholpen werd door Rudolfs vader, die een Engelse editie van de roman bezat. Als tegenprestatie voor die hulp gaf Karta Winata vader Kerkhoven Soendase les.
Rudolf vraagt in de roman aan Karta Winata ‘wat hij eigenlijk van Robinson Crusoë vond’. Op 30 maart 2021, ruim een jaar geleden, verscheen hier, op deze website, nr 45 van het feuilleton over Robinson Crusoe. Bovendien wijdde De Achttiende Eeuw in 2019 een Jaarboek aan de erfenis van de roman van Defoe. Het antwoord van Karta Winata had zeker een ereplaats verdiend in dat Jaarboek.
Karta Winata achtte ‘in dat boek de langzaam groeiende verstandhouding tussen een beschaafd en een door onwetendheid lager staand mens voortreffelijk uitgebeeld’. Rudolf had de vraag met enige aarzeling gesteld omdat de opvoedkundige tendens van de roman en de daarin vervatte ‘weinig vleiende vergelijking’ hem en anderen wel eens tegen de borst kon stuiten.
Maar: ‘Achteraf was hij er nog niet zo zeker van dat Karta Winata niet juist het omgekeerde had bedoeld’. Rudolf twijfelt in het kielzog van Karta Winata over de vraag wie in de roman de beschaving representeert en wie de onwetendheid. Is Vrijdag wijs en Robinson dom?
Het fijne van de roman van Haasse is dat er geen vlotte antwoorden gegeven worden. De ongemakkelijke vragen blijven zo schuren. Ook haar personages hebben geen definitief antwoord, maar de vragen provoceren tot overdenking en beantwoording. – Peter Altena