Het uitbroeden van kuikens in Caïro (8)
zondag 26 juni 2022 – Een raadselachtige vergelijking in Weyermans Piet fopt Jan en Jan fopt Piet tussen grote aantallen heiligen en in ovens uitgebroede kuikens bracht mij ertoe op zoek te gaan naar Weyermans bronnen voor die kuikens. Vanaf de oudheid tot en met de achttiende eeuw kwam ik meer dan dertig reizigers en auteurs tegen die in Caïro of elders broedovens voor kuikens zagen of vanachter hun bureau hierover berichtten.
Baussau du Bignon – In de achttiende en negentiende eeuw wordt verder geëxperimenteerd met het kunstmatig uitbroeden van kuikens. In de jaren vijftig van de achttiende eeuw schrijft ene niet nader geïdentificeerde Baussau du Bignon in een brief aan de Franse natuuronderzoeker Réaumur (zie aflevering 6) dat hij geen mest of stro, maar een andere brandstof voor de oven heeft gevonden. Hij gebruikt ‘run’, in het Frans ‘tan’ geheten: de gemalen bast van eikenhout die bij het leerlooien wordt gebruikt. Deze informatie is kennelijk zo interessant, dat een uittreksel van de brief in 1763 wordt opgenomen in een publicatie van de Franse Académie des Sciences. In 1765 verschijnt hiervan een Nederlandse vertaling.[1]
Elias Brouwer – Voor een experiment eind achttiende, begin negentiende eeuw blijven we in ons eigen land. We gaan naar Amsterdam, naar Elias Brouwer, ooit tabaksverkoper in Rotterdam. De Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen bericht in 1805 over deze Brouwer, die sinds enkele jaren het huis Hoogerlust op de Middenweg in de Plantage in Amsterdam bewoont.[2] In 1790 leest Brouwer bij de Nederlandse historicus Cornelis de Pauw (zie aflevering 7) over het uitbroeden van kuikens en hierdoor enthousiast geworden, gaat hij informatie over dit onderwerp verzamelen.
Brouwer leest bijvoorbeeld ook het boek van Réaumur, dat in 1750 verschenen was. Maar door een noodlottige gebeurtenis verliest hij zijn bundel met aantekeningen en een tijdlang zit hij in zak en as. Zijn zuster, met wie Brouwer samenwoont, moedigt hem aan zijn geliefde onderwerp, de ‘Egyptische eijerbroeding’, toch weer op te pakken en enige proeven te doen. Hun woonsituatie leent zich hier goed voor en zij zal de benodigde materialen bekostigen.
Een tweejarig experiment volgt. Brouwer laat een broedoven maken volgens de beschrijving van Réaumur. Hij koopt eieren in Overijssel, Gelderland en het Noorderkwartier en laat die in zijn ovens uitbroeden. Brouwer brengt voortdurend veranderingen in de ovens aan, waardoor hij steeds betere resultaten krijgt. Er worden kachels geplaatst, opdat nu enkele duizenden eieren tegelijk kunnen worden uitgebroed. Daarna groeien de kuikens in aparte ruimtes op.
Maar Brouwer wil deze uitvinding op een ruimere plek en op grotere schaal toepassen. Daarom vraagt hij in 1804 bij het Staatsbewind der Bataafsche Republiek voor twintig jaar een octrooi aan. Van zijn verzoek gaat een kopie naar de Raad van Binnenlandsche Zaaken. De Raad heeft echter meer informatie over de aanvraag nodig en wil graag duidelijke tekeningen van de broedkas en de kachels. Brouwer vreest dat er meer achter het verzoek van de Raad zit en is bang dat men achter het geheim van de ‘broeijerij’ wil komen. Hij stuurt dus geen tekeningen, ondanks herhaalde verzoeken van de Raad, maar wel een nauwkeurige berekening van de financiële voordelen die de ‘broeijerij’ kan opleveren.
De zaak ligt enige tijd stil en op 20 november 1804 overlijdt Brouwers zuster. Hierdoor kan Brouwer het niet opbrengen om vaart achter de zaak te zetten en de aanvraag wordt op 23 januari 1805 definitief bij de Raad afgedaan. Als motivatie wordt onder meer gegeven dat de uitvinding niet nieuw is en het object te gering om een octrooi op te kunnen verlenen.
Brouwer schrijft in zijn verweerschrift dat hij deze ‘broeijerij’, die meer dan duizend jaar in Egypte en China in gebruik was, inderdaad niet als iets nieuws heeft aangemeld. De ‘broeijerij’ zoals die door hem is vormgegeven en de grote schaal waarop kuikens kunnen worden uitgebroed, kan echter wél als iets nieuws worden gezien. Bovendien mag een poging om een zo belangrijk consumptieartikel beter verkrijgbaar en goedkoper te maken, niet als iets minderwaardigs worden afgedaan.
Enige dagen later ontvangt Brouwer een brief met het bericht dat het Staatsbewind zich al met het advies van de Raad heeft verenigd en het verzoek heeft afgewezen. Hierdoor kan Brouwer de proeven die hij dagelijks in zijn tuin met uitstekend resultaat uitvoert, niet uitbreiden.
Brouwer stuurt nu een ‘Berekening en opgave der voordelen, welken de kunstbroeding zoude kunnen verschaffen’ naar de uitgever van de Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen. Die publiceert in 1805 niet alleen het relaas van Brouwer, maar ook de volledige uitgebreide financiële berekening van het kunstmatig uitbroeden van eieren afgezet tegen de kosten van het uitbroeden door de moederkippen zelf. Hieruit blijkt dat de methode van het kunstmatig uitbroeden van kuikens aanzienlijk goedkoper is dan de traditionele manier.
Jacobus Albertus Uilkens – Het artikel wordt onder anderen door Jacobus Albertus Uilkens (1772-1825) gelezen. Hij is predikant en hoogleraar in de landhuishoudkunde aan de Groninger Akademie, en Lid van de Zeeuwsche en Bataafsche Maatschappijen der Wetenschappen te Vlissingen en Haarlem. Uilkens heeft grote belangstelling voor alles wat met de natuur en de natuurwetenschappen te maken heeft. Hij houdt hierover lezingen voor de leden van zijn gemeente en op bijeenkomsten van het Nut in Eenrum en Groningen.[3]
In zijn negende redevoering over ‘land- en watervogelen’ vertelt hij over de ‘kunstbroeiery’ van Elias Brouwer, waarover hij zich lovend uitlaat:
[…] Amsterdam verheugt zich met reeht (= recht), dat één van zyne verdienstelyke burgers, de Heer Elias Brouwer, ene zo belangryke zaak ondernomen, en met grote moeite en kosten ene kiekenbroeiery heeft aangelegd.[4]
Ondanks de tegenslag met de octrooi-aanvraag gaat Brouwer door met zijn ‘broeijerij’, die constant wordt verbeterd en uiteindelijk de hele buitenplaats Hoogerlust in de Plantage in beslag neemt. Brouwer ontwerpt voor huiselijk gebruik een zeer kleine broedoven in de vorm van een ton en met een beschrijving en werktekening hiervan wordt het artikel in de Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen afgesloten.[5]
Bronnen van Weyerman – Weyerman maakte in zijn werk regelmatig gebruik van informatie uit Le grand dictionaire historique, ou mélange curieux van Louis Moréri. Je kunt je dus afvragen of hij in dit naslagwerk misschien iets over de broedovens in Caïro heeft gelezen. Het antwoord is nee: er is hierover geen informatie opgenomen in de delen van Le grand dictionnaire die zijn verschenen vóór 1737, het publicatiejaar van Piet fopt Jan en Jan fopt Piet.
Pas in het Supplement bij dit naslagwerk, uit 1745, is een lemma gewijd aan ‘Poulets’. Hierin worden de broedovens in Caïro beschreven, waarin zonder hulp van de moederkip eieren worden uitgebroed. Als bron wordt onderaan het lemma verwezen naar Cornelis de Bruyn, die op zijn beurt de Franse reiziger Thévenot aanhaalt (aflevering 5).[6] De conclusie is duidelijk: Weyerman heeft zijn informatie niet uit de Le grand dictionnaire gehaald.
In deze artikelenreeks zijn enkele publicaties genoemd waaruit Weyerman kan hebben geput. Mogelijk heeft hij de informatie over de kuikens die in ovens in Caïro werden uitgebroed in een van die werken gelezen, maar de enige echte bron is helaas niet aan te wijzen.
In de volgende en laatste aflevering zullen we zien hoe het verder is gegaan met de broedovens in Egypte en andere landen. – Janny Roos
Afbeeldingen
(1) Tekening van Elias Brouwer, in: ‘Iets over de kiekenbroeijerijen der Egyptenaaren en Chineezen, alsmede een verslag der nieuwaangelegde kiekenbroeijerij van Elias Brouwer te Amsterdam’, in: Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen, dl. 2 (Amsterdam 1805), na p. 430. De beschrijving hierbij staat op p. 429-431.(2) Portret van Jacobus Albertus Uilkens. Publiek domein Wikipedia.
[1] ‘Extrait d’une lettre de M. Baussau du Bignon à M. De Reaumur, contenant quelques expériences pour faire éclorre des poulets par la fermentation du tan’, in: Mémoires de mathématique et de physique, présentés à l’Académie royale des sciences, par divers sçavans, & lûs dans ses assemblées, Académie des sciences (France), dl. 4 (Parijs 1763), p. 483-489. De bijdrage in het Nederlands luidt: ‘Het uitbroeden van kuikens door de broeijing van de run, die tot leertouwen is gebruikt, getrokken uit een brief, welke van den heer Baussau du Bignon, aan wylen den heer Reaumur, voor eenige jaaren is geschreeven’, in: Uitgezogte verhandelingen uit de nieuwste werken van de Societeiten der Weetenschappen in Europa en van andere geleerde mannen, dl. 10 (Amsterdam 1765), p. 157-169.
[2] Elias Brouwer, ‘Iets over de kiekenbroeijerijen der Egyptenaaren en Chineezen, alsmede een verslag der nieuwaangelegde kiekenbroeijerij van Elias Brouwer te Amsterdam’, in: Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen, dl. 2 (Amsterdam 1805), p. 382-389 en 422-431.
[3] Zie Wikipedia, lemma Jacobus Albertus Uilkens.
[4] Jacobus Albertus Uilkens, De volmaaktheden van den Schepper in Zyne schepselen beschouwd, tot verheerlijking van God en tot bevordering van nuttige natuurkennis, in redevoeringen, dl. 3-1 (Groningen 1805), p. 409-488, aldaar p. 438. In noot 21 verwijst Uilkens naar het verslag van Brouwers broedoven in de Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen van 1805.
[5] Brouwer, ‘Iets over de kiekenbroeijerijen’, p. 429-431.
[6] Supplement au dictionnaire historique, geographique, genealogique, etc. des éditions de Basle de 1732. & 1733, dl. 3 (Bazel 1745), p. 561.