vrijdag 21 oktober 2022 – De grootvader van de 18e-eeuwse broodschrijver Franciscus Lievens Kersteman (1728-1793), Johannes Kersteman, was in 1707 getrouwd met Engeltje Bluzé (Bleuze).[1] Zij had geen adellijke roots, alle opmerkingen van Kersteman hierover ten spijt, maar zat wel goed in de slappe was. Eén van hun kinderen was Kerstemans moeder: Margaretha Kersteman.[2]
Margaretha is naar verluidt in 1723 – op 13-jarige leeftijd! – getrouwd met de Brusselaar Francis (François) Lievens, 47 jaar oud. Ze bevalt op haar 16e van Engelina (1726), op haar 18e van ‘onze’ Franciscus (1728) en op haar 20ste van Petrus (1730). In zijn autobiografie schrijft Kersteman geheel naar waarheid dat zijn ouders geen gelukkig huwelijk hadden:
Het huwelijksleven van mijne Ouders werd door sommige huiskrakeelen aan beide kanten zo onaangenaam gemaakt, dat er ten laatsten eene echtscheiding op volgde; ik weet niet wie van hun beiden gelijk of ongelijk heeft gehad, maar dit weet ik, met eene volslagene zekerheid, dat na den afloop van een zwaar proces, ik, nevens een ouder Zuster, en jonger Broeder onder de bestuuring van mijn moeder geraakte, waartoe waarschijnelijk de verschillendheid van Godsdienst aanleiding gegeven zal hebben.[3]
De schrijver laat echter in het midden van welke taferelen hij als kleuter getuige moet zijn geweest. Toch is er wel iets over bekend, met dank aan zijn grootmoeder Engeltje.
Ons Fransje was 4 jaar toen zijn moeder Margaretha in 1732 een gerechtelijke procedure startte om zich te laten scheiden van Francis Lievens. Tegelijkertijd begon haar vader Johannes Kersteman een proces tegen zijn schoonzoon om achterstalige huur te innen. Ook liet Johannes beslag leggen op de spullen van de Brusselaar. Dankzij een notariële verklaring van Margaretha’s moeder, de niet onbemiddelde Engeltje Bluzé, weten we wat klein Fransje allemaal thuis heeft gezien en gehoord.[4] De verklaring werd op 26 februari 1733 voor de Haagse notaris Pieter van Beeckesteyn afgelegd op verzoek van de kennelijk wanhopige Margaretha Kersteman.
Francis Lievens – dixit Engeltje Bluzé – vloekte voortdurend als een ketter, mishandelde Margaretha en schold haar uit voor ‘canaelje’ en ‘sotinne’. Volgens hem leek de 23-jarige moeder van ons Fransje ‘eerder een hoer […] als een eerlijke vrouw’ omdat ze het deed met ‘den Heer die boven op de kamers woont’. Bovendien kwam vader Lievens dikwijls rond etenstijd dermate dronken thuis dat hij niet meer in staat was op eigen benen te staan. Omdat het gezin door zijn liederlijke levenswijze nauwelijks kon rondkomen, had Engeltje Bluzé haar dochter, Kerstemans moeder, vele malen geld toegestopt, in totaal 8000 gulden, in de hoop dat haar schoonzoon zijn leven zou beteren. Maar niets kwam daarvan terecht. Hij maakte aan de lopende band schulden.
In 1733 was de scheiding een feit. Voorwaarde was onder meer dat Francis Lievens zich als cadet in militaire dienst zou begeven en zich zo goed zou gedragen dat hij – met hulp van zijn vrouw en schoonmoeder – tot vaandrig zou worden bevorderd. Tot het zo ver was, zou hij zelfs alimentatie van de twee vrouwen ontvangen. Margaretha op haar beurt moest voor de kinderen zorgen, maar kreeg wel de inboedel waar haar vader beslag op had laten leggen.
Kleuter Frans werd vervolgens, naar eigen zeggen, in Rotterdam ondergebracht bij oom Jacob Andreas Casteleijn (†1757) en tante Alida Jacoba Kersteman. Over hen schrijft de inmiddels 64-jarige Kersteman in zijn autobio:
Mijn Moeders Zuster trouwde vervolgends met een rijk en aanzienlijk man, die naderhand den stoel der Regeering binnen de Stad Rotterdam bekleed heeft, toen ik ongeveer den ouderdom van elf jaaren bereikte, en het was deeze aangetrouwde Oom, die bij geluk geene kinderen geduurende zijn huwelijk verwekte, welke zig met mijne opvoeding belastte, en aan wien ik, (om zijne nagedachtenis recht te doen,) alles verschuldigd ben geweest; na dat ik drie jaaren voor zijne rekening in een fransch kostschool te Voorburg had doorgebragt, gaf hij mij op mijn veertiende jaar de keus waarin ik wilde studeeren […].[5]
Op die Franse kostschool in Voorburg bleef hij drie jaar, om daarna te verhuizen naar Den Haag. – Rietje van Vliet (wordt vervolgd)
[1] Stadsarchief Amsterdam, DTB (ondertrouw), 5-8-1707.
[2] Stadsarchief Amsterdam, DTB (doop), 13-9-1709.
[3] F.L. Kersteman, Het leven van F.L. Kersteman, door hem zelven beschreven, deel 1 (Amsterdam, J.B. Elwe 1792), p. 2.
[4] Met dank aan de nagelaten aantekeningen van Marcel te Wilt.
[5] Kersteman, Het leven van F.L. Kersteman, deel 1, p. 2-3.