Kersteman als flierefluiter

maandag 24 oktober 2022 – Omdat de jaarlijkse grondvergadering van het JCW in Breda plaatsvond, was ik van plan mijn lezing te houden over Kersteman en zijn Bredase connecties. Maar tot nu toe is daar weinig van terechtgekomen.[1] Pas wanneer hij in dienst is van het Staatse leger arriveert hij in de garnizoensstad Breda, waar hij diverse avonturen meemaakt. – Nog even geduld dus. Eerst aandacht voor zijn studiejaren.

Na de scheiding van zijn ouders werd de jonge Franciscus Lievens Kersteman samen met zus Engelina en broer Petrus opgevoed door zijn moeder, in Den Haag. Vervolgens werd ons Fransje, naar eigen zeggen, in Rotterdam ondergebracht bij een rijke oom en tante, die hem op een gegeven moment naar een Franse kostschool in Voorburg stuurden. Na drie jaar vertrok hij naar Den Haag om al doende kennis te maken met de juridische praktijk. Ik citeer de autobiografische borstklopperij van Kersteman:

Ik maakte, geduurende den tijd dat ik mij aldaar bevond, door vlijt en oplettendheid zo veel opgang in de allereerste gronden der rechtspleging. En ik wist mij behalven dat, door kleine gedienstigheden [=helpende hand bieden bij het onstuimige liefdesleven van zijn baas, RvV] zodanig in de gunst van mijn verstandigen beschermheer te wikkelen, dat ik binnen het verloop van twee jaaren tijds door denzelven tot de post van tweede klerk bevorderd werd.[2]

Zoals dat vaak gaat met jonge jongens op kamers: Wein und Weiber gingen een rol spelen in zijn leven. In Kerstemans autobio is te lezen dat hij zich wonderwel aanpaste aan het luxueuze leven in de hofstad. Op zijn 16e besloot zijn familie evenwel dat zijn leertijd erop zat, maar dat hij nog te jong was voor een universitaire studie.

Een Grand Tour naar Frankrijk werd als een uitstekend alternatief bevonden, schrijft Kersteman, ‘ten einde mij aldaar op kosten van mijn Oom verder in de kunstregelen der werkzaame regtspleging te oefenen’. Uiteraard genoot hij met volle teugen in ‘Parys, het paradijs der vrouwen’, waar hij ook hoorde over het fameuze koffiehuis van Ramponaux:

In dien tijd maakte zeker Herbergier RAMPONEAU genaamd, dat een vrolijke en kluchtige snaak was, die een half uur buiten Parys een drinkhuis opgericht had, zo onbedenkelijk veel opgangs, dat men er somtijds meer dan twee, ja tot drieduizend persoonen van allerleie staaten, en verschillende rangen allen nademiddagen ontmoette; deeze ongewoone toevloed van menschen welke dagelijks derwaards kwamen, om zig met de grappen van RAMPONEAU te vermaaken […].[3]

Naar eigen zeggen duurde Kerstemans verblijf in de Franse hoofdstad acht maanden. Méér Franse steden heeft hij niet mogen aanschouwen. Op de terugweg was er een korte tussenstop in Brussel, waarna hij in Rotterdam bij zijn oom en tante arriveerde. Daar was zijn toekomst onderwerp van een familieberaad:

mijn Moeder die een verstandige vrouw was, hield zig onzijdig, en liet de aanvaarding van een beroep aan mijne eigene verkiezing over, terwijl mijn Tante, uit koppigheid, volstrekt bij het begrip bleef dat ik voor Predikant studeeren moest – Mijn lieve ALIDATJE, zeide mijn Oom, tegen zijn vrouw, de jonge is net zo geschikt voor den kanzel als een tooneelspeelster om Bagijn te worden! In voegen dat met eenpaarigheid van stemmen besloten werd om bij het eerstgenomen voorneemen, rakende de beschikking van mijn toekomenden staat, te blijven berusten, dat is te zeggen om mij voor Advocaat te laaten studeeren, en overeenkomstig dit bepaald besluit, werd ik na de Hooge School te Leiden gezonden […].[4]

Naar Leiden dus. Kersteman woonde tijdens zijn studie op het Rapenburg, schrijft hij en noemt in dit verband de naam van zijn professor Johannes Jacobus Vitriarius, die vanaf 1719 hoogleraar rechten was in Leiden en in 1737 rector magnificus. In het Album studiosorum van de Leidse universiteit komt de naam van Kersteman overigens niet voor… Ook de naam Lievens ontbreekt.

Naar eigen zeggen verbleef onze held twee jaar in Leiden, waar hij niet alleen rechten studeerde maar ook deelnam aan het vrolijke vertier met gretige meisjes. Bij Hansje verwekte hij een dochter (Carolina), waarvoor hij als het ware boete deed door haar vader een som geld toe te stoppen ter voldoening van de kraamkosten en het verdere onderhoud. In zijn autobio benadrukt Kersteman hoe grootmoedig hij was:

ik heb sedert mijn natuurlijke dochter CAROLINA, niet alleen in haar ongetrouwden, maar zelfs in haar huwelijken staat, verscheidene maalen weezen bezoeken, als hebbende haar altijd ene vaderlijke tederhartigheid toegedragen.

Als ik het goed begrijp nam Kersteman in 1746 als cadet dienst in het Staatse leger en werd hij toegevoegd aan het regiment infanterie van Guillaume Thierry, dat op dat moment in Goes gelegerd was. – Rietje van Vliet (wordt vervolgd)


[1] Zie de vorige afleveringen: De adellijke afkomst van Kersteman (10-10-2022) en  De ruziënde ouders van Kersteman (21-10-2022)

[2] F.L. Kersteman, Het leven van F.L. Kersteman, door hem zelven beschreven, deel 1 (Amsterdam, J.B. Elwe 1792), p. 4.

[3] Kersteman, Het leven van F.L. Kersteman, p. 36-37. De afbeelding van de taveerne van Ramponaux is van circa 1758.

[4] Kersteman, Het leven van F.L. Kersteman, p. 46-47.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.