In de klas met Schasz

zondag 27 november 2022 – Onwillekeurig krijg je het idee dat de achttiende eeuw in het onderwijs is ingeklonken tot Sara Burgerhart en Schasz’ Reize door het Aapenland. Of tot een van beide. In zijn aanstekelijk en sympathiek boek Moeten we dit weten voor de toets? Hoe overleef ik het literatuuronderwijs? ­– twee vragen voor de prijs van één – schrijft Coen Peppelenbos over tal van aspecten van het onderwijs in de Nederlandse literatuur, met veel aandacht voor de historische letterkunde. Hij is daarbij ongegeneerd in zijn zendingsdrang en zijn verontwaardiging. Die verontwaardiging is vrijwel altijd terecht en meer dan eens nogal terughoudend geformuleerd. 

Peppelenbos, de oprichter en voornaamste stem van de website Tzum, is in het middelbaar onderwijs leraar geweest en nu, al sinds vele jaren, werkzaam als lerarenopleider. Wat hem niet lekker zit, is de marginalisering van de oudere letterkunde in de lerarenopleiding. Wanneer hij bezwaren formuleert, wordt hem dat nota bene als ‘oncollegiaal’ aangerekend. De omgekeerde wereld. Wie sloopt heet een bouwer, en wie kwaliteit wenst te behouden deugt niet.

Wie de voorbije jaren voor de klas heeft gestaan, zal het beeld herkennen: wat ooit perifeer was, heeft zich in het centrum genesteld. En wat ooit de kern was, heeft de rand van de tafel bereikt en is er in veel gevallen al afgevallen. Ooit lazen we – uche uche, ja zuster, de rollator staat nu net goed – in de vierde klas van het vwo vier middeleeuwse teksten integraal én in het middelnederlands: Karel ende ElegastBeatrijsElckerlijc en de Mariken. Ik herinner me nul komma nul gesteun en gekreun of gemompel over gebrekkige actualiteit of urgentie. Van mijn klas gingen enkele leerlingen Nederlands studeren. De verschroeide aarde van nu wil ik liever niet beschrijven.

Coen Peppelenbos zal zich niet snel verliezen in jeremiades, zoals ik die de vorige alinea neerpende, hij is weerbaar, monter en optimistisch. Bij de lectuur van zijn stukken voelde ik afwisselend jaloezie en ongeduld: wat heerlijk om zo goedmoedig in de klas te staan, kom op, tandje pittiger mag wel.

Weyerman komt in het boek van Peppelenbos niet voor, Schasz wel. In sommige lijstjes verplichte historische literatuur, nu eens realiteit dan weer wens, verschijnt Schasz als laatste reddingsboei van de achttiende eeuw. Een van de laatste stukjes is zelfs geheel gewijd aan het Aapenland en over dat stukje wilde ik het in het bijzonder hebben.

Om te beginnen een kleine correctie. Peppelenbos bewijst me te veel eer. Hij schrijft dat de wetenschappelijke belangstelling voor het Aapenland zich vooral richtte op de vraag wie toch de schrijver van de Reis was. Dat lijkt me overdreven: in de edities van P.J. Buijnsters en die van mij komt die vraag wel aan de orde, maar is er ook heel veel (meer) aandacht voor de mogelijke duidingen van de tekst. Vervolgens schrijft Peppelenbos naar waarheid dat Buijnsters meende dat Pieter ’t Hoen de auteur was en dat ik argumenten heb aangedragen om de verantwoordelijkheid bij Gerrit Paape te leggen. Dat klopt maar half. Jaren na zijn identificatie van Schasz als ’t Hoen kwam Buijnsters op de kwestie terug en wees Paape aan als wisse kandidaat. Het was dus Buijnsters die het eerst bij Paape arriveerde, ik volgde zijn weg.

Over het Aapenland schrijft Peppelenbos dat het heel grappig is en dat je het boek kunt lezen ‘als een satire op de politieke situatie met orangisten en patriotten’. In het optreden van het modale ‘kunnen’ kondigt zich al de tegenzin aan om dat dan ook te doen. Dat vraagt veel historische kennis en voor je het weet, ben je geschiedenisles aan het geven, aldus Peppelenbos. Ik vind dat niet zo bezwaarlijk: de tekst is historisch verankerd en zonder die historische kennis wordt de tekst een anachronisme.

Peppelenbos wil de tekst niet te veel vastpinnen ‘aan de tijd waarin hij ontstond’. Dat ben ik graag met hem eens. Goede satire, goede literatuur is niet exclusief tijdgebonden, maar wint met het verstrijken van de tijd aan nieuwe betekenis. 

Wat mij betreft, is het echter niet het een of het ander, maar beide: zowel historisch gebonden als van nieuwe betekenis. Reize door het Aapenland is een tekst uit 1788 en de historische context verheldert de betekenis die de tekst toen had én een tekst die jaar in jaar uit herdrukt wordt en een nieuwe betekenis krijgt tegen de achtergrond van de actualiteit.

Zo is er een paar jaar geleden een geweldige podcast gemaakt door studenten van de UvA, waarin de tekst van Schasz een reflectie biedt op de coronacrisis. Peppelenbos verbindt het getwitter van Trump met de cynische paskwilschrijver in het apenland. Die actualiseringen zijn een verrijking van de tekst van Schasz. Met genoegen stel ik vast dat de tekst van Schasz een geweldig potentieel herbergt, maar mijn genoegen is niet onverdeeld. 

De portrettering van de vrouwtjesapen liegt er niet om: ze zijn nogal onnozel, ontembaar geil en gewillig stemvee. Peppelenbos vindt dat geen beste score voor een schrijver van de Verlichting. Wat in de actualiserende lectuur detoneert en niet past bij sindsdien verworven inzichten, kan naar mijn idee niet in de vorm van verwijt het verleden in gekatapulteerd worden: Karel ende Elegast vrouwvijandig, Max Havelaar neo-koloniaal. Het is prima om de canon onder vuur te nemen, maar het is onjuist om kruisraketten af te vuren op bouwwerken uit de Middeleeuwen en Verlichting. Dit is uiteraard geen pleidooi om alles exclusief in zijn tijd te zien, alles ‘te begrijpen’ en goed te keuren – dat was toen nu eenmaal zo –, maar het tegenovergestelde lijkt me minstens zo onwenselijk.

Het isoleren van de beschrijving van de vrouwtjesapen en de daaropvolgende transfer van die beschrijving naar het heden doen de tekst en de auteur geen recht. Om te beginnen de auteur. Niet voor niets opereert Paape hier onder het pseudoniem Schasz. De werken van Schasz neigen naar het burleske, naar de komische wereld van de poppenkast. Het Aapenland wil niet realistisch zijn, wil geen representatie zijn van de werkelijke wereld, maar uitdagen tot een vergelijking met die werkelijke wereld. Schasz is dus Paape niet en het Aapenland bestaat niet echt. Als Schasz gehoorzaamt Paape aan de regels van het volkstoneel en daarin zijn machthebbers doortrapt, goede mensen naïef en vrouwen dom. Je kunt niet met terugwerkende kracht bezwaar aantekenen tegen die regels en meten met de maten van eeuwen later.

Wie vandaag seksisme onderzoekt, kan zeer goed terecht bij het Aapenland. De schema’s van het seksisme vind je daar, zoals je ook de schema’s van het maatschappelijk bedrog in het Aapenland vindt. Maar de paskwilschrijver is Paape niet, Schasz is evenmin Paape en de seksistische portrettering van de vrouwtjesapen vertegenwoordigt niet de opvattingen van Paape over vrouwenrechten. Met naam en toenaam bepleitte hij die vrouwenrechten juist, in de toekomst van 1998 zag hij in 1798 een wezenlijk andere positie van vrouwen voor zich, feministes van het eerste uur zagen in hem dan ook een bondgenoot.

Deze overwegingen laten onverlet, dat ik het vrijwel steeds en graag met Coen Peppelenbos eens ben. – Peter Altena

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.