dinsdag 31 januari 2023 – In 1763 was Weyerman ruim vijftien jaar dood en niet opgewassen tegen de fabeltjes die over hem verteld werden. Dat jaar publiceerde Franciscus Lievens Kersteman het vervolg (‘Aanhangsel’) op zijn zo succesvolle biografie van Weyerman. In 1756 was die biografie onder de titel Zeldzaame Levens-gevallen van J.C. Wyerman uitgebracht. Op de titelpagina van de uitgave uit 1756 en het vervolg uit 1763 ontbrak de naam van de auteur, maar in kleine kring was duidelijk dat Kersteman deze teksten op zijn geweten had. Hij maakte er ook geen geheim van: in het ‘Aanhangsel’ erkent hij volmondig de schrijver te zijn van De Bredasche Heldinne. In 1757 somde hij, man in nood, voor het Hof Holland op wat hij zoal geschreven had, deels uitgegeven en deels nog niet. Op dat lijstje bekleedt De Bredasche Heldinne fier de eerste positie, eerbiedig gevolgd door ‘Leevensgevallen van Campo Wijerman’ en tegen het einde, heel verrassend, ‘Historie van Lijs Sint Mourel moeder van Campo Wijerman’. Het ‘Aanhangsel’ bestond dus al in 1757 en wachtte geduldig op uitgave.
Wie de editie leest die Rietje van Vliet in 1991 van Kerstemans Weyermanbio plus vervolg ‘Aanhangsel’ bezorgde en die naast andere door Kersteman opgeëiste titels legt, stuit op bijzondere overeenkomsten. Wat me frappeerde, waren de vele voetnoten in de Weyermanbiografie, waarvan er vele verwijzen naar zegslieden en andere al dan niet betrouwbare bronnen. Het proza stond onder verdenking van leugenachtigheid – en de auteur van dit proza in het bijzonder – en er moest dus wel bij herhaling op het aambeeld van de waarachtigheid gehamerd worden. Wie steeds maar weer beweert dat alles wat hij zegt, ‘echt waar’ is, zaait juist twijfel: een paradox die aan Kersteman niet besteed was.
De voetnoten, ook prominent in (Kersteman-achtige) romans van na 1757, verraden de hand van Kersteman. Opvallend zijn de hardnekkige verklaringen van Oranje-trouw: Willem III en IV worden haast maniakaal herdacht. Zoals hij Willem III opvoerde als de vorst die de moeder van Weyerman gunstig gezind was, zo vertelde hij dat Willem IV kort voor zijn dood nog de ‘Bredasche heldinne’ gegratieerd had.
De opbouw van de Kersteman-bio en het vervolg is episodisch. In het ‘Aanhangsel’ is de schrijver na zo’n dertig bladzijden wel min of meer uitgeschreven over de moeder van Weyerman. Kersteman schakelt moeiteloos over op haar befaamde zoon en dist over hem de ene anekdote na de andere op. Die anekdotes heten ‘byzonderheden’ en zijn kluchtig of koddig van aard. Weyerman wordt door Kersteman als ‘Poetzemaker’ gepresenteerd.
Op pagina 38 (in de editie op p. 112) belooft Kersteman ‘de aller aanmerkelykste en vermakelykste klucht die Campo Wyerman ooit bedreven heeft’. Weyerman als nieuwe Uilenspiegel, Kersteman die zich in zijn vertelling wil blijven overtreffen (‘meer meest allermeest allerallermeest’) en daarbij waarachtigheidsinflatie op de koop toe neemt. De bedoelde geschiedenis speelde zich af in Rotterdam. Hoofdpersoon (naast de dekselse Campo) was de onnozele en kinderloze echtgenote van een voornaam koopman.
Die onnozelheid kon niet worden verholpen, de kinderloosheid wel. Zij klaagde, toen haar man even elders was, over haar echtgenoot die zijn huwelijkse verplichtingen niet erg serieus nam en naar haar overtuiging schuld had aan de kinderloosheid. Weyerman wist raad:
Gy moet u als het vriest eens laaten Borduuren.
Desgevraagd bood Weyerman aan om tegen betaling het borduurwerk ter hand te nemen. Toen het eenmaal flink vroor, werd Weyerman geroepen. Nadat hij haar geborduurd had en ook de dienstmeid Neel zich door Weyerman had laten borduren – dat alles ging vergezeld van het advies aan de dames om na het borduren stil op het laken te blijven liggen, ‘op dat het Borduurzel niet los zou gaan’ – nam de schelm met de verdiende contanten de benen. Weyerman was bij de koopman niet langer welkom, maar de bedrogen echtgenoot verkoos uit welbegrepen eigenbelang over het geval te zwijgen.
Wie bij dit borduren aan seks denkt, hoeft zich niet als een ‘dirty mind’ te zien. In het Erotisch woordenboek van Hans Heestermans is een klein lemma gewijd aan ‘borduren’: geslachtsgemeenschap, heet het keurig, neuken is wat alledaagser. Bij dit ohlala-borduurverhaal ontbreekt overigens een bronverwijzing. Goede kans dat het verhaal een baard heeft en een lange voorgeschiedenis in allerlei moppentrommels. Dit soort fabeltjes kon gemakkelijk in de biografie van Weyerman ingepast worden.
Borduurde Weyerman? Die vraag kan op grond van andere gegevens overigens volmondig met ja worden beantwoord. – Peter Altena