vrijdag 2 juni 2023 – In zijn recent verschenen boektitels lijdt Atte Jongstra goedgemutst. Dankzij de ‘methode Jongstra’ hoeft de lezer zich niet te beklagen. Of het nu om een roman gaat als Cholerastad (2022) of om essays zoals nu gebundeld in Hemelwortels (2023), altijd weer worden obscure boekenkasten omgekeerd en de wonderlijkste afbeeldingen (al dan niet uit de collectie van de auteur) getoond.
In de roman volgde op de vertelling een woordenboekje, meestal bestaat de derde helft van Jongstra’s boeken echter uit noten. In de noten openbaart de schrijver zijn weg tot tekst en denken.
In zijn roman Cholerastad thematiseerde Jongstra de pandemie door de scène te verplaatsen naar 1850. In Hemelwortels legt de schrijver al snel zijn nood op tafel: de angst voor afgesloten ruimtes, de fascinatie voor gaten in het landschap. Paniek en nieuwsgierigheid vormen een merkwaardig duo.
In het kielzog van Jongstra reist de lezer mee naar de Wormergaten uit 1959 en de engte van Speedwell Cavern. Ondanks alle monterheid of misschien wel door die monterheid deelt de lezer voorzichtig mee in de angsten voor beklemde ruimtes.
Jongstra schrijft dat hij bij zijn (ondergrondse) dieptepeilingen het oog ‘opwaarts’ houdt: ‘Altijd de blik naar boven houden, waar de hemelbogen spannen en de zon te schijnen hangt’: ‘Verlichting blijft het hoogste goed’.
Bij die dieptepeilingen – op zoek naar de Verlichting – verplaatst Jongstra de lezer in een intellectuele bazar: speleologen en Zola, Adolf Herbst en Michel Siffre, de wassenbeelden in het narratieve museum van Jongstra. Uiteraard komt Don Quichot ook nog even voorbij. In al die vertellingen en noten, bij alle illustraties en uitweidingen klinkt het lijden van de schrijver, maar nergens wordt het jankerig. Het verhaal is het panacee. – Peter Altena