zondag 10 juni 2012 – In zijn Brabantse herinneringen (1964) schetst Anton van Duinkerken enkele portretten van mannen die hem op school, op seminarie en daarbuiten gevormd hadden.
Een indrukwekkend portret is dat van ‘doctor Moller’, de man die in 1912 aan de wieg stond van de ‘Leergangen’. Moller, wiens naam in enkele onderwijsinstituten nog schimmig voortleeft, verschijnt er in al zijn kracht en onmacht. Het indrukwekkendst vond ik het portret van professor Frencken, zoon van een wijnhandelaar uit Oosterhout en leraar op het seminarie Ypelaer.
Van Duinkerken kwam als de jonge Asselbergs omstreeks 1917 onder het gehoor van de gulle en strenge Frencken. Die maakte er geen geheim van dat in de geschiedenis van de mensheid en literatuur de duistere eeuwen begonnen ‘bij Erasmus’ en op zijn vroegst eindigden bij Chateaubriand. De zeventiende en achttiende eeuw dus als de donkere tussentijd voor katholieken! Frencken liet zich daarbij inspireren door de Franse rooms-katholieke schrijver Ernest Hello.
Hello? Wie was Hello?
Gelet op het aantal exemplaren van Hello’s boeken in Nederlandse bibliotheken moeten de opvattingen van Hello meer lezers hebben gevonden dan alleen Frencken en via hem Van Duinkerken. De laatste herinnert zich de sweeping statements van Hello, die gehakt maakte van Voltaire en voor het gemak ook Ovidius en Horatius vonniste. Ovidius ‘is de voorloper van de achttiende eeuw’, zo meende Hello. Daarmee waren Ovidius en de achttiende eeuw in een beweging weggezet.
Van Duinkerken weet verder nog dat Hello’s stijlopvattingen ingang vonden. Indruk maakte voorts diens portret van de middelmatige mens, uiteraard een beklagenswaardig mensentype dat met heiligheid en genialiteit niet overweg kon. Niemand op het seminarie wilde dat mensentype zijn!
Op zoek naar die middelmatige mens en Hello’s afkeer van de achttiende eeuw bladerde ik in zijn boek over de mens: L’homme. La vie-la science-l’art, in de achtste druk uit 1906. Het exemplaar dat ik raadpleegde, was afkomstig uit de lerarenbibliotheek van het St. Alfonsus-seminarie ‘Nebo’. Seminaristen kregen zo via via van doen met Hello. Het mensenboek van Hello bestaat uit allemaal korte hoofdstukjes, gewijd aan onderwerpen als stijl, liefdadigheid, het gouden kalf, de roman en jawel de middelmatige mens.
Hello, die het werk van Ruusbroec voor Frankrijk toegankelijk maakte, laat de roman ‘nieuwe stijl’ in de negentiende eeuw geboren worden en roept de roman uit tot het genre van de verveling. In een hoofdstukje ‘Le mystère et le XVIIIe siècle’ ziet hij samenhang tussen het licht (lumière) en het mysterie. In zekere zin kaapt Hello het licht van de Verlichting (of was het andersom en stal de Verlichting het licht van de religie?) en hij beschouwt de achttiende eeuw als een eeuw zonder licht, als een eeuw waarin schurken werden gezien als ‘grandes âmes’, als de eeuw van Voltaire en Rousseau.
Wat is er mis met Rousseau?
Rousseau croit ou paraît croire que l ‘homme sait le dernier mot des choses. Il repousse tout ce qui le dépasse. Il rejette ce qu’il n’embrasse pas.
Volgens Hello verkleint of kleineert Rousseau niet alleen God, maar ook de mens en de natuur. De rooms-katholieke afkeer van Rousseau – voor Franse katholieken en Nederlandse seminaristen – vond in het werk van Hello een welsprekende vertolker en propagandist.
Hello, prachtig geportretteerd door Felix Valloton, verdient een klein nisje in het pantheon van de Rousseau-lezers en -bestrijders. Hello en zijn Ypelaerse lezer Frencken schetsten een beeld van de achttiende eeuw en Rousseau dat in katholieke kring langdurig aanhang vond. — PA