maandag 18 juni 2012 – Het Elysée, is dat niet de ambtswoning van de Franse president? Nabij de Champs Elysées! Waar de laatste dag van Tour de France een peloton wielrenners overheen dendert en Nederlanders in drommen wachten op een vaderlandse dagzege? Die niet komt.
In 1791 was het dringen geblazen in de ‘Eliseesche velden’, in het toneelstukje De Fransche Demosthenes. Uitgegeven in Duinkerken bij uitgeverij Van Schelle en dankzij EDBO nu binnen enkele seconden op ieders scherm en via bemiddeling van de printer op ieders bureau. De titelheld van het stuk is Mirabeau, die in dat jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisselt en opgewacht en verwelkomd wordt in de velden die een verdieping lager liggen dan de mensenwereld.
Het stuk ‘in een bedrijf, in ondicht’ is van de hand van ‘Charles Klairwal, Fransch burger’ en op 14 april 1791 vertoond ‘op het Theatre Patriotique van den Heer Sallé’. Over Klairwal – Charles de Claireval – is wat meer informatie te vinden in Joost Rosendaals Bataven! (2003). De daar verzamelde gegevens stillen de honger niet. Over het Theatre Patriotique en Sallé weet ik helemaal niets. Ook nog niet serieus gespeurd. Over uitgever Van Schelle is wel meer bekend. Gerrit Paape schreef voor hem en het is verleidelijk om in Paape de man te zien die het ‘naar het handschrift van den Auteur’ uit het Frans vertaald heeft.
Wat het toneelstukje zo bijzonder maakt, is de prominente rol van Rousseau in de ‘Eliseese velden’. In de eerste scène spreekt hij met Benjamin Franklin, Amerikaanse revolutieheld en ook dood. Rousseau is weliswaar al ruim tien jaar geleden overleden, maar nog steeds niet klaar met zijn leven. Hij beklaagt zich over ‘de zwartste ondankbaarheid’, waarmee zijn werk beloond is, en over de ‘zwadder van den laster’, die zijn dagen vergiftigden. Stank voor dank. Hij werd ‘vervolgd door dweepzieke Priesters’ en ‘gebannen door Overheden, die zig tot werktuigen der overheersching verkogt hadden’. Wat later in het toneelstukje moet Rousseau erkennen dat hij misschien wel wat heeft overdreven:
Het is waar, dat de kennis van het menschelijk hart, welke ik mij tot mijn ongeluk verkregen had, mij op aerde naargeestig en wantrouwend maakte. (p.8)
Keerzijde van die overgevoeligheid is de voorgevoeligheid: Rousseau vreest dat Mirabeau zich dood werkt. En precies zo gebeurt het.
In 1791 geldt Rousseau op het patriotse podium vooral als wegbereider van de Franse Revolutie. Van zijn werken noemt hij in het toneelstukje slechts zijn ‘maatschappelijke verbindtenis’ (Du contrat social) en de in de ‘Eliseese velden’ opgedoken Mirabeau brengt hulde aan zijn nieuwe buurman:
Ik leerde uit de schriften van Rousseau de verlichte gronden van het onvervreemdbaar recht der volken. (p.24).
Gestorvenen gelooft men op hun woord. — PA