Het prachtboek van J.W. Oerlemans
dinsdag 3 juli 2012 – Lang geleden las ik een soort Helden van de Geestboek over Rousseau, rijk geïllustreerd, en zoals een oud-collega me onthulde, lezen rijk geïllustreerde boeken lekker weg. Was het niet geschreven door een zekere Sir Gavin de Beer?
Van Boekwinkeltjes.nl, die STCN van de moderne tijd, leerde ik dat het als Jean Jacques Rousseau and his world in 1972 was verschenen. Daarna vertaald, maar wanneer precies weet ik niet, en in de jaren dat ik nog boeken leende, gelezen.
Wat me wel bijstaat, is de afbeelding van een gebukt wandelende, botaniserende Rousseau en het verhaal over de onvruchtbaarheid van Rousseau. Geslachtsziekte had zijn procreatieve talent gefnuikt. Maar niet getreurd. Al fabulerend kwam de wijsgeer heel ver. Rousseau vertoonde in die jaren een sterke gelijkenis met adolescenten van het mannelijk geslacht, die in het gezelschap van hunkerende lotgenoten ook graag mogen snoeven over hun ervaringen ‘in eroticis’: ‘nee, dan ik!!’
Rousseau verzon zich nageslacht, ziezo, een twee drie vier vijf – ‘ik kom! – kinderen. Een groot schaker was Rousseau niet, want hij voorzag blijkbaar niet dat er gevraagd zou worden naar de verblijfplaats van het kwintet.
Allen jong gestorven, was een aannemelijk verhaal geweest. Bij grootvader en oma gebracht, een sprookjesachtige variant. In programma’s als Spoorloos hoor je meer dan eens eigentijdse versies: kinderen verkocht, bij een kinderloos echtpaar ondergebracht. Uit nood.
Rousseau bedacht, in het nauw gebracht, het verhaal van het vondelingeninstituut, waar hij het vijftal kinderen gedumpt zou hebben. Volgens De Beer een verhaal om de verdenking van de nog schandelijker onvruchtbaarheid te ontlopen.
Het verhaal van De Beer is bij gebrek aan bronnen bijna net zo ongeloofwaardig als dat van Rousseau zelf.
Het beste boek dat in Nederland over Rousseau geschreven is dat van J.W. Oerlemans. Het heet Rousseau en de privatisering van het bewustzijn. Carrièrisme en cultuur in de achttiende eeuw en verscheen in 1988, een eeuwigheid geleden. Oerlemans was ook dichter en leeft niet meer. Het is het enige boek dat ik van hem las. Het had niet een erg wervende titel, maar is zonder concurrentie het beste boek over Rousseau in het Nederlands, misschien wel het beste boek over Rousseau in de Benelux, misschien wel.
Het is het enige mij bekende boek over Rousseau dat zijn code kraakt. Oerlemans kijkt nader naar het verlangen van Rousseau iemand te zijn, een loopbaan te hebben, iemand te worden, status en aanzien te verwerven. Dat heeft een ongelooflijk verklarende kracht: allerlei tegenstrijdigheden in het denken en doen van Rousseau vallen op hun plaats. Dat is wellicht de enige tekortkoming van de visie van Oerlemans op Rousseau: alles klopt, te goed. De verklarende kracht is te groot.
Maar ondankbaarheid terzijde: het is een geweldig boek, waarin de feiten niet ondergeschikt gemaakt worden aan de theorie. Oerlemans kent zijn Rousseau. Hij volgt geen goeroe – geen Haber Mass, geen Bour Dieu, geen Green Blatt – maar zijn eigen oordeel. Het boek is ook nog eens goed geschreven.
Meer lof zou mijn lof verdunnen. Het boek is niet meer in de betere boekwinkel verkrijgbaar, maar er zijn nog zo’n tien exemplaren beschikbaar via Boekwinkeltjes.nl. Haast u! — PA