donderdag 5 juli 2012 – Wenen is een geweldige stad. De achttiende eeuw is er net zo aanwezig als het begin van de twintigste.
De achttiende rust deels uit in de Kapuzinergruft. In de crypte zijn alle dode Habsburgers van naam en faam verzameld. De sarcofaag van keizer Karel VI (1685-1740) mag gezien worden: niet alles blijkt vergankelijk, want de protserige herinnering aan de keizer lijkt te streven naar eeuwigheid.
In het begin van de twintigste beleefde Wenen een uitbarsting van scheppend talent: Freud, Mahler, Klimt, Zweig. Allen groepten samen in koffiehuizen, die oases van vrijmoedigheid, balorigheid, genialiteit en drankzucht. Zo stel ik me ook de koffiehuizen van de achttiende eeuw voor. Ongeveer zoals nu De Engelse Reet in de Begijnsteeg in Amsterdam.
Joseph Roth, die in die Amsterdamse kroeg herdacht wordt en van wie vermoed wordt dat hij er in zijn Nederlandse maanden borreltjes dronk, is misschien wel de sympathiekste van al die koffiehuisjunkies. Hij schreef schitterende romans, die eerst als feuilleton in kranten verschenen en die hun levendigheid ook danken aan de eisen die de krant en de lezer stelden. Een van zijn romans heet Die Kapuzinergruft. Het kwam in 1938 uit in …. Bilthoven, bij uitgeverij De Gemeenschap.
De merkwaardigste van al die koffiehuisschrijvers is Peter Altenberg (1859-1919), pseudoniem van Richard Engländer. In De Volkskrant (17 maart 2012) noemde Paul Depondt hem in een bespreking van Arnout Weeda’s boek Het mysterie van Wenen een ‘spitante schrijver’. Het leek me geweldig om een ‘spitante schrijver’ te zijn en te leren kennen. Het pseudoniem sprak me daarbij zo aan, dat ik hem wilde opzoeken in Café Central, waar hij nog steeds aan een tafeltje zijn krantje leest. Waar hij na lectuur een stukje ging schrijven, dat hem in staat stelde de rekening te betalen.
Café Central was überfüllt. Nee, geen doorkomen aan. Later, maar later was te laat. In de boekwinkel was er klein werk van Altenberg te koop. In een afgeprijsd boekje Kapriolen des Stadtlebens las ik een korte tekst, aanstekelijk getiteld ‘Alkohol’:
Alkohol füllt die schreckliche Kluft aus zwischen dem, was wir sind, und dem, was wir sein möchten, sein sollten! Werden müßten! Als der Affe erkantte, daß er ein Mensch werden könnte, begann er zu saufen, um den Schmerz seines Noch-Affe-Seins hinwegzuschwemmen. Als der Mensch erkannte, daß er ein Göttlicher werden könnte, begann er zu saufen, um den Schmerz seines Noch-Mensch-Seins hinwegzuschemmen. Gebt dem Menschen die ihm zugehörige Tätigkeit – geistige oder körperliche -, die ihm zugehörige Frau, die ihm zugehörige Nahrung, die ihm zugehörige Ruhe … und er wird es, ohne selbst es zu wissen, spüren: ariston men hydor (Das Beste is das Wasser).
Alkohol ist die Ausgleichung für unsere Unzulänglichkeiten! Je zulänglicher wir sind nach den idealen Plänen Gottes, desto weniger Alkohol brauchen wir. Alkohol ist der Maßstab für die Melancholie des Idealisten. Ich schwemme es hinweg, daß ich noch nicht göttlich sien kann!
Cheers! Welkom in het apenland! — PA