Vriendschap in drie prachtbanden – Berkheij 1812-2012 (5)
maandag 27 augustus 2012 – Het Leidse gemeentearchief heeft zoveel meter Berkheij dat wie elders naar Berkheij zoekt, niet goed bij zijn hoofd lijkt.
De Berkheij-collectie in Leiden omvat 105 banden en een portefeuille met circa 200 brieven, zoals Arpots in zijn Vrank en Vry constateerde. Het is een fabelachtige verzameling, waar de ‘Lijst van gedrukte werken’ (opgenomen in Arpots’ dissertatie), een eerste indruk van geeft. Veel beter is al de in het Leidse archief aanwezige lijst die Ton Jongenelen destijds voor eigen gebruik vervaardigde. De verbluffende omvang van de collectie wordt door die laatste lijst goed duidelijk. Wat je bij Arpots eigenlijk nauwelijks besproken vindt, is de vraag wat die collectie nu precies betekende.
Berkheij verzamelde alles wat verscheen en hij becommentarieerde dat in door hem zelf samengestelde boekdelen. Waartoe archiveerde Berkheij de werkelijkheid? Rekende hij erop dat al die kennis ooit nog eens van pas kon komen? Dat die kennis hem kon ontlasten en anderen belasten?
Het Berkheij-jubeljaar zou een goede aanleiding zijn om ‘het pak van de Leidse Sjaalman’ eens nader te inspecteren (en te vergelijken met de collectie-Van Goens in de Koninkljke Bibliotheek). Het toeval wil echter dat die collectie, juist in dit jaar, niet beschikbaar is. Het gerucht gaat dat het geheel gefilmd wordt en weldra digitaal beschikbaar is. Dat filmen moet een kolossaal karwei zijn. Hopelijk is er daarna nog voldoende geleerde energie en ambitie om de collectie nader te beschouwen.
Nu dan dus niet naar het Leidse archief,. Het Berkheij-heil elders zoeken en uitwijken naar de Leidse en de Nijmeegse Universiteitsbibliotheek en de Koninklijke Bibliotheek. In de KB vond ik het Kunstvriendschaplyk Gedenk-boek van Berkheij, in drie delen (KB 132 F 13; 1-3). Arpots schrijft nogal terloops over dit driedelig Gedenk-boek; hij gebruikt het enkele keren als bron en noemt het daarbij steevast een ‘album amicorum’. Maar is het dat? Had Berkheij zoveel vrienden dat hij er drie omvangrijke boekdelen mee kon vullen?
In de Koninklijke Bibliotheek weet men het Gedenk-boek naar waarde te schatten. Het wordt gekoesterd. Een medewerker wees me bij het overhandigen van de delen op de bijzondere boekbanden. In ieder deel zit een lijstje met de namen van degenen die de delen raadpleegden: je kunt precies zien wanneer en hoe vaak Robert Arpots het Gedenk-boek zag. Niet vaak – een keer in 1981 en een keer in 1983 – als de gegevens kloppen. De KB-medewerker verbood mij nu om mijn naam te zetten.
Het eerste boekdeel opent met een portret van Berkheij, die zich de ‘Bezitter en verzamelaar van dit Vrienden en Konstenaers gedenkboek’ noemt. Ook in deze aanduiding valt de nadruk niet exclusief op de vriendschap – wat je zou verwachten bij een album amicorum -, maar ook op het artistieke of op het artistieke van de vriendschap. Van een roulerend album lijkt geen sprake, geen dichters of anderen die een vers in het album schreven. Berkheij plakte in het Gedenk-boek alles wat hem herinnerde aan mannen en vrouwen die in de kunst (en het leven) voor hem wat betekenden. Heel veel tekeningen, aquarellen, portretten, knipkunstwerkjes, veelal (in de hand van Berkheij) voorzien van een naam en een (dis)kwalificatie.
In onderschriften nam Berkheij soms afstand van de geportretteerden of de kunstenaars. In de derde band is er een tekening van een lachend meisje, gemaakt door Hieronymus Lapis, en Berkheij noteerde daarbij:
Lapis hoe los en vals van Trek
Trof evenwel deez Lagchebek.
Van enkele auteurs (De Lannoy, De Cambon van der Werken) voegde hij brieven toe die hij van hen had ontvangen.
Bij elkaar een vreemd geheel, dat goed laat zien dat Berkheij een maniakale verzamelaar was. Alles moest bewaard blijven.
In psychologiserende beschouwingen – in kranten en weekbladen en in direct contact met de medemens – heb ik meer dan eens gehoord dat al dat verzamelen op een gebrek wijst. Ik beken schuld! Helaas (en ook gelukkig) ben ik vergeten wat dat gebrek dan ook al weer is.
Berkheij had, denk ik, vele gebreken: hij zag overal vijandschap (en wapende zich tegen zijn paranoia door vrienden op papier te verzamelen) en hij wilde angstvallig greep houden op een werkelijkheid die steeds complexer werd, waar de vrienden van vandaag de vijanden van morgen bleken. Hij reageerde op álles, sneller en onbekookter dan goed voor zijn gezondheid en zijn reputatie was.
In zijn Gedenk-boek kon alleen Berkheij lezen wat hij aan te merken had op de ‘vrienden’. De drie delen moeten voor Berkheij een oase zijn geweest. Met wat hij daar verzamelde en schreef kreeg hij geen last. — PA