zaterdag 17 november 2012 – Een van de eerste Nederlandse kwartjes heeft op een veiling 76.260 euro opgeleverd. Veilinghuis MPO zegt dat een Nederlandse munt nog nooit zo veel heeft opgebracht. Het is dan ook een uiterst zeldzaam kwartje. Met kabelrand en met het groot munt- en meesterteken van Suermondt.
Maar hoezo zeldzaam? In de MPO-veilingcatalogus staat de uitleg. Op 26 november 1816 werd bij koninklijk besluit vastgesteld dat voortaan het munt- en muntmeesterteken op de Nederlandse munten moest worden aangebracht. Minister Six (Cornelis Charles Six van Oterleek) stelde voor om als muntteken ‘een staf van Mercurius met de slangen’ te gebruiken.
Maar Yman Dirk Christiaan Suermondt, de eerste muntmeester van het Koninkrijk, had andere ideeën. Hij wilde graag een borstbeeld of poppetje. En dat werd het, al werd het muntmeesterteken in de wandelgangen van de Utrechtse Munt ‘het kraamkindje van Suermondt’ genoemd. Bij Nederlandse verzamelaars staat dit muntmeesterteken vooral bekend als het ‘gebakerd kindje’.
De eerste munten die volgens deze richtlijn werden geproduceerd, waren de ‘Nieuwjaarsdukaten’ die in december 1816 met het jaartal 1817 werden geslagen. De graveur David van der Kellen sr. kreeg de opdracht om de stempels te ontwikkelen voor de munten van 1/2, 1, 5, 10 en 25 cent.
In april 1817 waren de eerste dienststempels van het kwartje gereed en konden de eerste proeven worden genomen. Geheel volgens instructies was het muntje voorzien van een fijne kabelrand en werden de munten geslagen op de losse stempel.
Helaas. Het resultaat bleek niet aan de verwachtingen te voldoen. Door de kabelrand en het grote muntmeesterteken konden ze moeilijk opgestapeld worden. Op 11 oktober 1817 werd daarom een nieuwe serie proeven gemaakt met een aanmerkelijk kleiner muntmeesterteken en een gladde rand.
Klaar, zou je denken. Maar nee. Eind oktober 1817 ontstond er gedoe over het muntmeesterteken. Er werd gespot met het ‘kindje in de luren’, ofwel het gebakerde kindje van Suermondt. Six wenste daarom een nieuw muntmeesterteken. In 1818 werd hierop het muntmeesterteken ‘brandende fakkel’ geïntroduceerd.
Ter voorkoming van alle misbruiken werden vervolgens alle proefmunten teruggeroepen en vernietigd. Slechts enkele exemplaren van deze proefmunten zijn bewaard gebleven. Het dure kwartje is daar één van. (bron)