dinsdag 12 februari 2013 – Paus Benedictus XVI stopt ermee en zal binnen de anonimiteit van een klooster weer als Joseph Ratzinger zijn laatste dagen doorbrengen.
Weyerman heeft verschillende pauselijke wisselingen meegemaakt. Zo trad in 1721 trad Innocentius XIII aan en op 29 mei 1724 de 75-jarige Benedictus XIII (illustratie). Hij zou zes jaar op de pauselijke zetel tronen.
De verkiezingen waren in 1724 uiterst moeizaam verlopen. Het conclaaf duurde maar liefst 70 dagen voordat er witte rook uit de schoorsteen kwam. Aanvankelijk had de uitverkorene er weinig trek in, maar uiteindelijk stemde hij ermee in. In de Ontleeder der Gebreeken van 15 mei 1724 (veertien dagen voor de benoeming) schrijft Weyerman over het eindeloos durende conclaaf:
ik geloof niet dat ’er in de eerste zes weeken een Kardinaal herdoopt zal worden in een Paus, want de Harmonie is als nog zo raar in ’t Conclave, als een schotel vol versche Kievits-eieren raar is in de Honds dagen.
Omdat de uitverkorene van het getal XIII weinig goeds verwachtte en omdat de tegenpaus zich in de late middeleeuwen ook al Benedictus XIII had genoemd, koos Benedictus in 1724 aanvankelijk voor nummer XIV. Later werd hij alsnog omgekat tot nummer dertien.
Weyerman beschrijft ook de gewoonte om de gelukkige kardinaal een nieuwe, pauselijke naam te geven. Die naam was niet betekenisloos, meent Weyerman. Want het zijn juist de ontuchtige kardinalen die zich tooien met de naam Innocentius en aanstootgevende heren noemen zich Benedictus. Waarvan acte:
Om dies wil dat een Paus door die herdoping de haatelyke geheugenis van zyn gedrag uitwist.
Een Paus, die voor deeze een Boosdoener was, wort genoemt Bonifacius, dat is, een Weldoener? Is hy een bloodaart, of een vreesachtig Schaapshoofd geweest, men doopt hem Leo, de Leeuw; Is hy een plompert, dan kiest hy den Naam van Urbanus, dat noemt een Onderwyzer in taalkunde, een beleeft Man; Een ontuchtig Kardinaal adopteert den Tytel van Pius of van Innocentius; is hy een aanstotelyk Heer geweest, hy neemt de benaaming aan van Benedictus, dat is, een Man daar de Waereldt wel van spreekt, op dat de Opperste Bisschop, ten minsten, in naam het cieraat en de eer zy van de Pausselyke Waardigheit.
En waarlyk, […] men heeft geobserveert, dat die naamen, die de Pausen hebben aangenoomen, doorgaans regelrecht strydig zyn geweest aan hun Natuur en Leevens wyze.