maandag 4 maart 2013 – Kent u Roermond? Een prachtig stadje waar het op zaterdag 16 februari markt was en waar op een van de vele pleinen een muziekkoepel verloren gewaand geluk beloofde.
De Zuidelijke Afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde vergaderde er die dag. Een heel uur ging het met Ester Naomi Perquin over haar gedichten. Dat haar bundel Celinspecties kort ervoor met de VSB-poëzieprijs was onderscheiden, was natuurlijk heel mooi, maar mooier nog was het dat haar gedichten door haar voordracht en de kleine commentaren die zij uitsprak, tot leven werden gewekt. Ik had de bundel die middag bij me, er voordien links en rechts in gelezen en wist me nu toegelaten tot een nieuw universum.
Voorafgaand aan de poëzie ging het over de geschiedenis van de literatuur in Limburg en twee sprekers lieten hun licht schijnen. Beide sprekers, Lou Spronck en Ben van Melick, hadden hun gedachten over de Limburgse literatuurgeschiedenis ook al neergelegd in een charmant boekje, maar in Roermond zochten zij met de belangstellende aanwezigen naar bevestiging, tegenspraak en tips.
Lou Spronck liet op nuchtere wijze weten wat er van de eeuw 1790-1890 verwacht mocht worden: niet heel veel! Pas in 1839 is er een provincie Limburg! En in die provincie leidt het Nederlands dan nog een dun bestaan tussen de Franse en Duitse culturen. Heel interessant is wat Lou Spronck wist te vertellen over Rolduc, waar een katholieke Nederlandse canon (‘hup Vondel’) aan de clerus in opleiding werd meegegeven.
In de achttiende eeuw was de betrokkenheid van Limburg bij het politieke en culturele leven in de Republiek op het oog minnetjes, maar er waren uitzonderingen: de dominees, de officieren en de bestuurders. Sommigen van hen hadden wel degelijk hun lijntjes met het noorden: J.H. van Slype bijvoorbeeld.
Ben van Melick besprak de nieuwe tijd en al heel snel ging de verlangde helderheid verloren. Er werd heel veel en uiterst onduidelijk gesproken over de Limburgse identiteit. Dat daarover in de vaderlandse media en boven de grote rivieren vaak verbluffend gemakzuchtig over wordt gesproken – Limbabwe, koning Jos van Rey en het Ons kent Ons – hoeft niet te betekenen dat er in Limburg dan zo nodeloos moeilijk over moet worden gedaan. Moet prinses Maxima naar Limburg komen om te vertellen dat één Limburgse identiteit niet bestaat?
Gewoon beschrijven en analyseren wat er in Limburg aan literatuur gelezen, geschreven en uitgegeven is en wat buitenstaanders over de provincie schreven, bij elkaar een mooi boek waar het woord ‘identiteit’ niet in voorkomt en dan komen we later terug naar het wondermooie Roermond om bij een glas bier een boompje op te zetten over de Limburgse literaire identiteit waarbij de dan gesproken woorden verwaaien in de wind. — PA