zaterdag 20 april 2013 – De Engelse liberale whig-staatsman Robert Walpole (1676-1745) was een van de grootste kunstverzamelaars in zijn tijd. Volgende maand begint in zijn Houghton Hall (Norfolk) een tentoonstelling van wat eens het hart vormde van zijn collectie.
Walpole gaat door voor de eerste minister-president van het Verenigd Koninkrijk. Hij was een fervent verzamelaar van kunst, met een grote belangstelling voor Nederlandse en Franse schilders. Maar ook vertegenwoordigers van de Italiaanse school kregen een plek in zijn huis in Downing Street (Londen) en op Houghton Hall (Norfolk). Walpole was een grote fan van Anthony Van Dyck, maar hij liet zijn art scouts overal in Europa werken opkopen van Rembrandt, Rubens, Teniers, Kneller, Velasquez, Frans Snyders, Frans Hals, Guido Reni, Carlo Maratti, Nicolas Poussin, Claude Lorrain.
Na zijn dood werden alle schilderijen samengebracht op Houghton Hall. Ze vormden echter een loden last voor zijn nazaten. In 1779 waren de erfgenamen van zijn kleinzoon genoodzaakt 204 schilderijen te verkopen. Catharina de Grote mocht zich voor een bedrag van 40.550 pond sterling de gelukkige noemen. Zij liet de collectie overbrengen naar de Hermitage in St. Petersburg.
Het merendeel van de schilderijen is daar gebleven; enkele verhuisden in later eeuwen naar Moskou of de Oekraïne. Een aantal is verdwenen tijdens WOII of werd door Stalin verkocht. Maar nu, voor het eerst in 234 jaar, zijn 60 schilderijen weer terug in hun oorspronkelijke omgeving.
Ook Houghton Hall zelf is het bezichtigen meer dan waard. Walpole liet het bouwen tussen 1722 en 1735. Het kasteel is een van de mooiste in huizen Palladio-stijl in Engeland. Veel kamers ademen dankzij indrukwekkende restauraties volledig de sfeer van de tijd van Walpole. Zijn bibliotheek is volledig bewaard gebleven.
¶ De expositie Houghton Revisited duurt van 17 mei tot 29 september. Info hier. Lees hier hoe Lord Cholmondeley, nazaat van Walpole, de kunstcollectie weer naar Houghton kreeg.
RSS - berichten