maandag 22 april 2013 – In Waalre is het goed mokken! In 1813 woonde Pieter Vreede er. Hij liet zich dat jaar kennen als een verbitterd man. Blijkbaar de biotoop van de korte lontjes: tweehonderd jaar later gingen er het gemeentehuis en een naaldbos nabij De Hut van Mie Pils in vlammen op.
Vreede in Waalre! Hij was 63 en woonde er in de nieuwe eeuw op een molen, trok rente en was ontevreden over de wending die de geschiedenis van zijn land had genomen. En nog ontevredener over de ondankbaarheid van het land. Van mokken maakte hij echter een deugd. Hij schreef en hengelde met succes naar een nieuwe aanstelling.
In zijn latere jaren ging hij passen in het cliché van de windvaan, zoals Mathijs Lok dat in de voorbije jaren gemunt heeft. Met dat cliché is overigens meer mis dan met Vreede zelf. Hij probeerde er uiteindelijk in nieuwe omstandigheden het beste van te maken, trouw aan de eigen opvattingen te blijven binnen de veranderde kaders.
Een paar weken geleden liet Nelleke Noordervliet Vreede aan het woord in haar charmante boekenweekessay De leeuw en zijn hemd. Bij het schrijven ervan vreesde Noordervliet op 30 november 2013 getuige te moeten zijn van een ‘historische re-enactment’ van de terugkeer van die andere prins in 1813, maar dat de poppenkast al in april op alle vaderlandse pleinen en markten los zou barsten, wist zij niet. De tekst van en de soap rond het Konngslied had zij niet kunnen (en willen) verzinnen.
Noordervliet verkent in gesprekken met enkele ‘erflaters van de geschiedenis’ haar eigen morele positie ten opzichte van het verleden. Dat doet ze terughoudend en – zoals het hoort – met twijfel. Het gemakzuchtig oordeel hoorde ze al wel op Curaçao waar een historica haar vertelde dat alle Nederlanders altijd onderdrukkers en slavendrijvers waren (geweest). Het eigen perspectief gaf er recht op de passende vertekening en leugen.
Naar háár eigen perspectief zoekt Noordervliet en dat levert een boeiende botsing van tijden op. Zo spreekt zij de Leidse lakenreder Pieter de la Court, Meester Fock met zijn onafscheidelijk pijpje, Willem Anthonie Ockerse en Pieter Vreede. In Waalre blikt de laatste op verzoek van Noordervliet terug. Ze introduceert hem als … een lakenreder ‘die ondanks zijn politieke overtuiging het laken voor uniformen levert aan Napoleon’. Economische collaboratie? De valkuil van de historische vergelijking gaapt hier: Napoleon is Hitler, Napoleontische tijd is Tweede Wereldoorlog, patriotten oh ja NSB’ers. Alom windvanen. Dacht het niet!
Na zijn verhaal van de voorbije decennia – van Aan het Volk van Nederland tot de constitutie van 1798 – klinkt de slotsom bitter: ‘We zijn niets meer dan een herinnering. Een echo.’ Wie 63 is, heeft meer verleden achter zich dan toekomst voor zich en dus wel enig recht van klagen. Maar de 24 jaar die hij nog te gaan had, sleet Vreede niet louter in de mokstand.
Hij schreef bijvoorbeeld zijn strijdlustige autobiografie Mijn levensloop, waarvan het manuscript in 1977 op een Leidse stoep werd gevonden (en in 1994 een mooie editie het licht zag in de onvolprezen reeks Egodocumenten) en in Tilburg heeft hij een prominente straat. Verder speelt Pieter Vreede tot op de dag van gisteren bas in de Vlaamse rockband The Wolf Banes, bekend van het nummer ‘As the Bottle Runs Dry’. De band ontstond in Lier, het stadje waar in 1787 en 1788 in het leegstaande kartuizerklooster een lakenfabriek gerund werd door Pieter Vreede. Zo is het verleden nu! — PA