vrijdag 3 mei 2013 – DBNL heeft weer nieuwe teksten op haar site geplaatst, waaronder Het tweede deel van de Amsteldamsche schouwburg; of de nieuwe bey-korf (Amsterdam, Barent Koene 1769). In deze liedbundel staat een ‘Toezang’ over de muiterij op de Duynenburg, een VOC-schip dat genoemd is naar de buitenplaats Duinenburg op Walcheren. De VOC-site meldt dat er 300 à 400 man aan boord was.
In 1766 was de Zweed Laurens Helmstroom kapitein op het schip, dat op weg was naar Batavia. De bemanning was een ratjetoe aan nationaliteiten. De VOC kampte met personeelstekort en had veel geronselde buitenlanders in dienst van wie sommigen nog nooit de zee hadden gezien. Onder hen bevonden zich ook gevangenen, die meer geïnteresseerd waren in hun eigen vrijheid dan in het opvolgen van de bevelen van de schipper.
Zo ook op de Duynenburg. In 1766 brak er aan boord, bij Kaap de Goede Hoop, een muiterij uit die met geweld werd tegengehouden. In De Amsterdamsche Schouwburg staat hoe het met de muiters afliep (zie ook deNieuwe Nederlandsche Jaerboeken, 1767):
- De Portugees Jan Baptist Paradys (30) was de aanvoerder. Dit ‘Monster van Godloosheid’ zat al in de boeien maar begon steevast te vloeken wanneer er gebeden werd. Hij stookte zijn kornuiten op door te zeggen dat er geen God bestaat. Hij werd ‘van onderop Leevendig Gerabraakt, daer na Gewurgt’. De ‘Toezang’ uit de liedbundel meldt over hem:
Het hoof van deeze Muytery;
Een Fielt van alle Fielen,
Zogt veel Booswigten op zyn zy;
Om alles te vernielen,
Zyn Naem verander met terstond,
Van Paradys in een Helhond:
Of Beelzebub dien snoode;
Kend geene God der Goden.
- De Fransman Pierre Jean de Neekere (20), alias Pieter Bart, werd met zijn moordmes boven het hoofd opgehangen. Zijn lijk werd vervolgens naar het strand gebracht en op een rad gelegd: het hoofd op een pen met een ijzeren beugel, en het moordmes met een ketting aan de paal van het rad vastgemaakt
- De Luxemburger Jean Pierre Pomier (24) kreeg dezelfde straf. Zijn lijk werd aan het strand opnieuw aan een galg opgehangen, met zijn moordmes boven zijn hoofd. Met zijn kornuit Pieter Bart moest hij dienen ‘tot een Exempel en afschrik voor andere Zeevarende Persoonen’. Hun beider lijken bleven op het strand totdat ze door de weersomstandigheden en de vogels zouden zijn verteerd.
- De Zwitser Louis Kenard (23) en de Brusselaar Judoc du Blaeaux (39) werden met een strop om de hals onder de galg te kijk gezet, vervolgens gegeseld en gebrandmerkt, en voor 25 jaar in de boeien geslagen.
- De Zwitser Honoré Brune (20), de Fransmannen Thomas Joseph Heelmond (25), Francois Allard (25) en Nicolaas Joseph Chatillon (23) en Jean Bodyn (24) uit Landouw (?) werden aan een paal gebonden, gegeseld en gebrandmerkt. Daarna werden ze voor 10 jaar in de ketting geklonken.
- De Fransmannen Jean Baptist de Tosac (22), Francois Rose (22), Charle Joseph Delcamp (23), Claude Nicolaas (28), Pieter Claas alias Francois Basine (39) en Jean Francois de Schelle (40) werden gegeseld en moesten geboeid en wel 5 achtereenvolgende jaren werken voor de VOC.
- De Fransmannen Claude le Brune (23) en Jean Baptist Appare, de Zwitser Joseph Trieschaar (30), de Luxemburger Francois Marega (32), de Elzasser Joseph Sprokkel (24) en de Brusselaar Jacob Rose (29) werden door de rechter van Kaap de Goede Hoop gezien als ‘onwaardige Subjecten voor den dienst der E. Comp., voor de kost Scheeps dienst doende’. Ze werden naar hun eigen land teruggestuurd.
- Korporaal Johannes Pacque, die zich tijdens de muiterij had gedrukt door te doen alsof hij ziek was, was vermoedelijk meer van de muiterijplannen op de hoogte geweest dan hij wilde toegeven. Hij werd daarom ontslagen en mocht zich ook niet meer vertonen op VOC-schepen of de Kaap zelf.