woensdag 15 mei 2013 – In de malle jaren ’70 gold Marijke Spies, afgelopen zondag overleden, als de geleerdste en de marxistischte van alle historisch letterkundigen van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Zij zag er ’s ochtends uit of ze de hele nacht had doorgewerkt en doorgedacht en doorgeschreven – heel wat geleerden streden die jaren om de eer er slecht uit te zien -, maar op een slecht humeur heb ik haar nooit kunnen betrappen.
Toen een decennium later plotseling iedereen van het Instituut – in het geheim! – wilde promoveren, was niet alleen de malligheid weg, maar ook de onbaatzuchtigheid. De droomfabriek, die het Lambert ten Katehuis ooit herbergde, was een heus instituut voor wetenschap geworden. Dat was niet alleen maar slecht. Al was er geen plaats meer voor titaantjes, dichtertjes en uitvreters. Er ging wat verloren.
Behalve bij Bernt Luger, André Hanou en … Marijke Spies. Zij hadden nog steeds honing aan hun achterste en zij grossierden in ‘volgelingen’. Wie door hen was uitverkoren en hun inspiratie had ervaren, was verkocht en moest wel levenslang almanakken bestuderen, radicale Verlichters ontstoffen of langs de lijnen van de retorica de literatuur van de Gouden Eeuw benaderen.
Bernt en André konden nog wel eens vilein zijn, Marijke bij mijn weten niet. Wetenschappelijk verschil van inzicht overbrugde zij altijd met hartelijkheid en belangstelling voor wat een ander deed. Zij wist jaren later nog hoe je heette. In gesprekken met haar dwaalden haar ogen nooit af naar belangrijker gesprekspartners: wie met haar sprak, was haar belangrijkste gesprekspartner.
Zij heeft carrière gemaakt – is hoogleraar geworden aan de VU en heeft met Willem Frijhoff een monumentaal boek over 1650 gemaakt – en romans geschreven, maar bovenal veel, heel veel tijd gestoken in studenten en collega’s. Heel veel tijd die vooral ambieerde anderen (studenten en collega’s) beter te laten denken en lezen. Ze heeft de levens van velen verrijkt. — PA