Het ‘zwalpend nat’ van het kind Pieter Nieuwland
vrijdag 19 juli 2013 – In de late achttiende eeuw had men niet alleen een zwak voor mensenredders, maar ook voor wonderkinderen en mensen van lage komaf. En als die wonderkinderen uit een minder gegoed milieu kwamen én jong stierven, dan was het behalve mooi ook droevig. Bellamy! Borger!
Ook Pieter Nieuwland (1764-1794) voldeed aan alle eisen: hij was de zoon van een timmerman, gold als wonderkind en stierf jong, wat goed was voor een kleine, doch vasthoudende cultus. Er zijn niet alleen Nieuwlandstraten, maar ook Nieuwlandscholen, die de herinnering aan de ‘Nederlandse Newton’ levend houden. Overigens herdoopte Helmers hem in ‘Pascal van Nederland’.
Nieuwland dichtte ook. Zijn dichterschap kwam tot ontplooiing in de nadagen van de Neolatijnse dichtkunst in Nederland. Langer dan elders rekte die Neolatijnse dichtkunst in Nederland het literaire leven: dichters als Burmannus Secundus, Jeronimo de Bosch en Laurens Santenius, die overwegend in het Latijn verzen maakten, werden door hun collega’s die uitsluitend in het Nederlands schreven, als belangrijke dichters beschouwd. In alba amicorum houdt het Latijn nog langdurig stand, natuurlijk bij uitstek in steden waar academisch onderwijs werd verzorgd.
Nieuwland dichtte in het Latijn, maar ook in het Frans en Nederlands. In de bundel Nagelaten gedichten, meer dan eens herdrukt, bevinden zich behalve gedichten in het Nederlands ook verzen in het Frans en Latijn: ‘Bagatelles françaises’ en ‘Lusus Poëtici Latini’. Het opmerkelijkst is de afdeling ‘Kinderlijke dichtproeven, vervaardigd op den ouderdom van 6-12 jaren’, in de jaren 1770-1776 dus. Een van die ‘Kinderlijke dichtproeven’ gold de verheerlijking van ‘den held Woltemade’:
Op de edelmoedigheid
van den held
WoltemadeHeld WOLTEMADE, die zich rustig onderwond
Door ’t branden van de zee op ’t zwemmend ros te streven,
Waar Neêrlands scheepsvolk zich in ’t grootst gevaar bevond,
Redt veertien zielen door grootmoedigheid het leven,
En had den laatsten man van ’s doods geweld bevrijd,
Zoo niet zijn menschenmin gezwicht waar’ voor de golven.
Wij zien zijn’ naam met regt de onsterflijkheid gewijd,
Al is zijn dierbaar lijk in ’t zwalpend nat bedolven.
Nieuwland spelde de naam wél goed! In tegenstelling tot Burman, wiens Woltemale-gedicht hij ongetwijfeld kende. Wel opmerkelijk dat Burman in de herdruk van 1779 de fout niet herstelde. Of had Burman, die in 1778 overleed, geen bemoeienis met de herdruk?
Dat Woltemade ‘Neêrlands scheepsvolk’ redde, gaf hem in de ogen van Nederlandse dichters recht op een bijzondere onderscheiding, in verzen. Hij was daarbij een onbeschreven blad: hij had niet geijverd voor de stadhouder of de regenten, maar was een boer die een held werd en de dood vond. Zo kon hij een held worden voor alle partijen, voor Leiden en Amsterdam. — PA