‘Roem dan op Woltemale!’ (6)

Paul Strick van Linschoten en zijn welsprekend zwijgen

Gedichten Strick van Linschotenwoensdag 24 juli 2013 – In zijn ‘Wolraad Woltemade’ – 228 versregels rijk – lijkt Strick van Linschoten, die sinds 1807 gezant was van de Bataafse Republiek in Berlijn, als het ware in gesprek te zijn met zijn nog ongezongen ‘lied’:

Verhef den braven man, mijn lied!
Verhef, en loof hem eeuwen lang!

Het lied oogt op deze manier als de muze die de dichter bijstand moet verlenen bij het maken van … het lied. Het lied lijkt een buiten de dichter bestaand entiteit, in afwachting van de realisering met de dichter als hulpkracht.

Vervolgens gaan veel strofen over het noodweer:

Noordwestens stormwind loeide fel,
Sloeg met verwoesting ’t Kaapsche strand;
De bliksems vloogen, staken snel
De kruin des Tafelbergs in brand.
Schor rolden de donders en dreunden in ’t rond,
’t Zwerk daverde, en dof wedergalmde de grond.

‘Het golfgezwalp ging hoog en laag’ – een echo van Nieuwlands ‘zwalpend nat’? – en weldra verschijnt in beeld een schip in nood. Op het strand keek men toe en deed niets. Totdat ….. , maar voordat de redder optreedt, gaat de dichter nog even in debat met zijn lied:

Wanneer klinkt dan, den braaven man
Ter eer, mijn dankend snaarenspel?
Welaan, mijn lied! verhef hem dan!

En hopla, daar komt de held in beeld:

Een achtbre boer met zilvren hair,
Een melkman slechts, van naam gering,
Belaân met tienmaal zeven jaar,
Vloog heen, waar ’t oog aan ’t treurspel hing,
Waar duizenden stonden naast rampspoed en nood,
Doch niemand zijn’ bijstand den kermenden bood.

Het loopt niet goed af, de held komt om. Woltemade is dood, maar hij leeft:

Hoog leeve in ieder edel hart
Des edlen Woltemade’s daad,
Die d’adem van dood zelfs tart,
Die door geen zicht des tijds vergaat,
Die, hebbende aan d’Oder een’ volger verwekt,
Vorst Leopold heeft tot een voorbeeld gestrekt.

GA BuergerHier wekt de dichter de indruk dat de ‘brave Mann’ (Vorst Leopold) uit Bürgers ballade als mensenredder in Woltemade ‘een voorbeeld’ kende. Een wonderlijk chiasme openbaart zich hier: Leopold volgde Woltemade na, maar in de vereeuwiging was het andersom: Strick volgde Bürger na. Stricks laatste woord is aan het zwijgen:

Zwijg dan! verstom, mijn zwakke luit!
Zwijgt, wufte klanken! zwijgt! versmoort!
Slechts zwijgen drukt den lofzang uit
Van hem, wien zulk een roem behoort.
Zoo zwijgt, en … Geen sterveling waage het dan,
Te zingen den lof van den waardigen man!

Het gesprek met het lied is nu uit, net als het lied zelf.

Of stervelingen zich nadien hebben gehouden aan Stricks verbod en niemand het meer gewaagd heeft Woltemade te prijzen, zal binnenkort duidelijk worden. — PA

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.