donderdag 12 september 2013 – In het zojuist afgeronde project Brieven als Buit (2008-2013) worden 17e- en 18e-eeuwse brieven tussen Nederlanders in verre oorden en het thuisfront taalkundig onderzocht aan de Universiteit Leiden.
De ruim duizend brieven zijn stuk voor stuk overgetikt door vrijwilligers. Ze zijn een goudmijn voor taalkundigen, omdat er nog weinig bekend is over alledaags taalgebruik in die tijd. Hanenpoten, dialect en fonetische spelling laten zien dat de schrijvers niet gewend waren de pen ter hand te nemen.
Ook voor historici zijn de brieven interessant. Hieronder een voorbeeld van een brief over bloedstollende gevechten tegen Engelse piraten. Geschreven door Claes de Groot (uit Curaçao), op 15 januari 1780, gericht aan zijn vriend Elisa Lijnslager, koopman te Amsterdam ‘op den hoek van ’t Nieuw dammer veer’ (zie portret).
Claas begint wat mopperend: zijn vriend Eliza heeft op drie brieven nog altijd niet geantwoord. Ook op deze brief zal hij geen antwoord krijgen, want de brief is net als alle andere brieven van het project Brieven als Buit tijdens de Engelse oorlogen in beslag genomen. Claas (Nicolaas) stapt snel over op een mysterieuze roddel over de jood Boaz, waar hij het zijne van wil weten:
Met veel aendoening Leeze uit diverse brieven de snode pas door Boas begaan, wat heeft hem daer toe aengezet? is hy in Zyn huwelyk goed bedrogen? had hy vrouwtjes gardeës, was hy geen meester van de kassa, moest hy stille uitgaven doen? enfin Leuterde het hem int Breyn? Ik beklaeg hem. Maar verlang Zeer na de Eegentlyk beweeg reeden van zyn doen. […]
Dan schrijft Claas over zijn gezondheid. Daarover heeft hij niet te klagen. Bij hem geen enge pukkels, bloedbuilen en koortsen:
Ik Leeve dan, dat is het geen uEd Liefst weten zult. thans vry gezond, echter ben ik geen volle ses weeken agter den andere vry van deeze of geene toevallen.
Luyden van myn jaren schynen hier alveel aen aler vodderyen van uitslag. of bloedvinnen, persingen. koorts & ik weet niet wat al meer onderhevig te zyn, als int vaderland.
Ik zie zomwyle jonge luyden dewelke fransche, spaansche en creoolsche pacotilles hebben aller deernis waardig […]
Vervolgens schrijft Claas over de avonturen die hij heeft beleefd. Op de terugweg, vanaf Santo Domingo (vermoedelijk de Dominicaanse Republiek), is zijn schip in aanvaring gekomen met een Engelse kaper. Een boekanier. Er is stevig gevochten, vertelt Claas stoer aan zijn Amsterdamse vriend.
[…] thuys komende met Een Engelse kaper slaags geweest, van s:morgens zon tot middag.
Wy hadden 5 doden & 7 gequesten. Twee agter den anderen zyn my naest de zy weg geschoten. Het Eerste begin komt conscientie & maekt u confus & onbequaem tot Vegten. Maar wraakzugt over het bloed datmen ziet, stremd alle gevoeligheid, & maekt u zoo dat alle de kogels die men hoord fluyten ja die men ziet dat uw volk takelagie stengen, raas & masten Zeylen doorboren &weg neemen, u even zoo min aendoen als dat men op den dam de jongens ziet sneeuwballen.
Je hebt niet veel keus aan boord, verzucht Claas. Het is erop of eronder. Je moet vechten of je laten afmaken door zo’n piraat:
had by dat geval onse grote steng niet over boord geschoten geweest (myn vaartuyg was een Brigantyn van Bermudos Extra Znel Zeylend & de kaper even ook zoo). den Engelsman was ons geweest.
Maar ons vaartuyg wilde niet door de wind en het woey sterk, waer van den Engelsman als toen goed gebruyk maekte & braste af.
Hy heeft wel 2/3 van Zyn volk verloren door onse artillery die by hem bloot opt dek stonden […]. Ik heb uit myn snaphaan 12 of 14 schoten gedaan maar wel 200 uit mijne grote pistolen.
Tussendoor nog een observatie over de gewenste kleding tijdens het vechten aan boord. En een verzoek: vertel dit alles maar beter niet aan mijn vrouw, omdat zij misschien denkt ‘van my geen coffy meer te krygen’:
[…] Men vegt nakend alleen met Een lange broek aen, om reden, wand men met kledere aen door een kogel gequest, wolle, katoen, of Linnen gaet u met den kogel int vleesch, dat in dit climaat zeer Erg te genesen is […]
In januari hoopt hij terug naar huis te kunnen gaan. Daarna wil hij naar Lingen vertrekken om daar te gaan studeren:
[…] want de studie is myn lust en daar droom ik van.
Ue zegt vast nooyt war zyns gelyke hy vaard nadewest, gaat vegten voor zyn geld te winnen steld zich bloot aen gevaer niet swaer genoeg om uit te drukken, en alleen om dominé te worden. ja myn heer het is waarachtig even wel zoo. […]
Adieu waerde vriend myn respect aen ued beminde & familie met bede het interieure van dezen Epistel voor ue te houden in welke hope my altoos noem uEd verpligt onderdanige dienaer Claes de Groot
¶ Lees hier meer brieven die door de onderzoekers de afgelopen jaren eruit zijn gelicht. En hier vind je een artikel van Marijke van der Wal over het taalgebruik in de brieven. En hier staat wat achtergrondinformatie over de teruggevonden brieven die ooit door de Engelsen zijn gekaapt.