maandag 30 september 2013 – Op 3 mei 1656 hield Christoph Wittich in de Stevenskerk van Nijmegen een geleerde redevoering. In het Latijn, uiteraard. Onder de titel Gibea Gelrica.
Bij gelegenheid van de stichting van de Nijmeegse universiteit, de tweede van Gelderland, liet de jonge hoogleraar theologie en Hebreeuws er geen misverstand over bestaan. Hij was ontzettend belezen en geleerd. De Nijmeegse bestuurderen hadden een goede keuze gedaan met zijn aanstelling. Wittich, net dertig, gaf de trotse stadsbestuurderen waar zij naar verlangden.
In zijn rede vergeleek hij Nijmegen met het oudtestamentische plaatsje Gibea. Later zou Evert Schonck Nijmegen met Memphis vergelijken. Van recenter datum zijn de vergelijkingen met Rome, Monnikendam en Havana.
Die vergelijking was bedoeld om de ambities van de Nijmeegse stadsbestuurders een geleerd (en gelovig) fundament te verschaffen. Wittich stelde niet teleur en zag parallellen tussen Gibea, de heuvel van God, en het heuvelachtige Nijmegen. Hij zag meer parallellen die de superioriteit van Nijmegen boven Harderwijk, waar de eerste universiteit van het gewest gevestigd was, voor de geleerde wereld zichtbaar maakten.
De tekst van Wittichs ‘apologie voor de Nijmeegse universiteit’ is onlangs in een fraaie vertaling van Vincent Hunink verschenen, ter gelegenheid van het 18e lustrum van de wijsgerige en theologische faculteit van de Radboud Universiteit. De vertaling is ingeleid door Willem van der Kuijlen. Een prachtig boekje.
Met de uitgave van deze tekst suggereert de Radboud Universiteit een verbondenheid tussen de universiteit die in de zeventiende eeuw zo’n 25 jaar bestond – en door ‘affaires’ en de pestepidemie verloren ging – en die in 1923 opgericht werd. Zo wordt in associatie de anciënniteit van de Nijmeegse universiteit vergroot. Van mij mag het, zoals de vergelijking met Gibea mocht, zeker als het zo’n keurig verzorgd boekje oplevert.
Het boekje is niet in de handel, maar de Nijmeegse boekhandelaar Wouter Roelants beschikte zeer onlangs nog over een klein doosje met exemplaren. Hij gaf ze gratis weg aan de liefhebbers, maar was soms vergat hij plotseling dat hij dat doosje had. Het loont de moeite het gezicht van een liefhebber te trekken en te zien of er misschien nog ergens in een klein hoekje een klein doosje staat. — PA
¶ Christoph Wittich, Het Gelderse Gibea. Apologie voor de Nijmeegse universiteit anno 1656. Vertaling Vincent Hunink, inleiding Willem van der Kuijlen. Nijmegen 2013. Hier alvast een voorproefje.