vrijdag 6 december 2013 – De aankondigingen van DBNL over nieuwe gedigitaliseerde werken, nodigen altijd uit tot een kijkje op de nieuwspagina. Net als vorige keren ook nu weer veel liedboekjes. Het aantal uitgaven moet in de 17e en 18e eeuw enorm zijn geweest: ze hadden een enorm debiet en werden vele malen herdrukt. Ze behoorden tot de literatuur van de lagere klasse.
In 1796 verscheen bij de Amsterdamse boekdrukkers en papierverkopers S. en W. Koene, met een winkel aan de Lindengracht, De Amsterdamsze Gaare-Keuken, Met den Blyhertigen Op-Disser. Deze liedbundel is nu ook gedigitaliseerd.
De uitgevers zijn de broers van de bekende Barent Koene, de boekverkoper die in de jaren ‘60-‘80 eerst vanuit de Goudsblomstraat en later vanaf de Lindengracht liedboekjes en volksboekjes uitgaf. Barent Koene werkte ook onder de naam Barent Koene & Comp. maar deed in de jaren ’90 de zaak over aan zijn broers. Martijn Wijngaards doet onderzoek naar de historische verhalen die in die volksboekjes zijn verwerkt.
De Amsterdamsze gaare-keuken is een vreemd ogend liedbundeltje omdat de dichtregels van veel liedjes niet onder elkaar, maar achter elkaar staan. Die liedjes ogen dus als proza, maar de aanduiding van de voois, het metrum en de rijmwoorden binnen de strofen verraden de dichtvorm. Opvallend is ook dat alleen deze ‘prozagedichten’ in de gotische letter zijn gedrukt.
De liedjes hebben zoals vaak in deze liedboekjes, iets ontroerends pikants. In het ‘Beklag van een Vryster over het verliezen van haar Maagde-blom’ bijvoorbeeld treurt een meisje over haar one-night stand die na een heerlijk avondje gelijk is opgestapt. Prikkelend moet ook het liedje zijn geweest over een ‘boer zoekt vrouw’-achtige affaire: ‘Vryagie tusschen een Boer en een Haagsche Juffrouw’. Boer Kees die het aanlegt met een bekakt Haags juffertje: dat is vragen om moeilijkheden.
Leuk en vooral informatief is het liedje over de Amsterdamse Botermarkt, waar in de 18e eeuw allerlei straatverkopers hun waren stonden aan te prijzen. Eén van hen was de almanakverkoper Klein Jan, waar ook Weyerman over schreef. Het liedje beschrijft een kermisachtig tafereel op de maandagse Botermarkt. Er is straattheater en er is een koek-en-zopie. Kwakzalvers prijzen hun waren aan. Hoertjes (‘ligt van naers’) lopen over de markt. Vis- en garnalenverkopers zijn er en je kunt er om geld ‘Tiktak’ spelen. Vooruit, de hele tekst:
Lof der Boter-markt.
Vois: Koopt ‘er niemand Almanak.Boter Markt gy zyt vermaert En voor al wel pryzens waert / U lof die moet ik roemen Al wat in Amsterdam is / Moet van veel plaetzen komen.
’s Maendags is ’t ‘er voor gewis / Altyd of ‘er Kermis is / Duizende van Menschen; Ook zo bin jer met plyzier / Wat jou hart kan wenschen.
Voor eerst zo staet ‘er fraey ten toon / Een Theater groot en schoon / daer met zoet genugten / tweemael daegs werd op gespeeld / Alderhande klugten.
Rondom dit Theater staen / Veel Wagens die zyn gelaen / Met veelderhande prullen / Daer gy kunt tot tydverdryf / U buikje braef mee vullen.
Draeyborden en Ryffelaers / De stapel van Boter Kaes / Neuten en karstanje Lekkere zoete melks Thee / Appels van Oranjen.
Quakzalvers vol en zat / Soete Meisjes scheeltje wat / Gy hoeft niet te vrezen / Hebt gy Scheurbuik / Tandpyn / Koorts / Gy wort hier genezen.
Bent gy Kreupel lam of Doof / Hebt gy maer een goed geloof / Dan zal het wel lukken / Al was gy zo Lam myn vriend / Dat gy sprong op krukken.
Ook zo heb ik ‘er kleine Ian / Daer gy liedjes koopen kan / Liedjes en liedeboeken / ’t Geen u hertje maer begeeert / Zal hy u straks gaen zoeken.
Duivemelkers / Vogelaers / Zoete Meisjes ligt van naers / Ziet men daer met hoopen / Al om haer profyt te doen / Over de markt lopen.
Soljers / Kolders en zulk goed / Wagtje voor dat sno gebroed / ’t Kyken kan niet schaden; Elk bewaert zyn beursje wel / Laet u van myn raden.
Bollebuisjes groot en heet / Staen ‘er tot u dienst gereed; Ook zo kund gy krygen / Aliekruiken en Garnael / Soete koek en Vygen.
Krygt gy ondertusschen dorst / Gaet en smeert eens braef de borst / Neemt een maendags trantje / In d’eene kroeg of in d’aer / Of in ’t Olifantje.
Speeld dan eens in ’t Tiktak bort En komt gy dan geld te kort / Wat hoeft gy te zorgen? men hangt niemand op om schuld / De Waerd die mag borgen.
Vrienden wort heir door geleert / Terwyl gy in het bord verkeert / Verkeeren u de zaken / Gy kunt tegen wil en dank / Wel na Injen raken.
Oorlof volgt dog mynen raed / Eer gy u beklaegt te laet En zegt poep Ostinje / Laet zy vaeren: zegt met myn / Amsterdam ik minje.
Reactie JF: De Liederenbank geeft aan dat dit lied is opgenomen in Het Oranje Vreugde-mael (p. 58, nr. 20), dat in 1747 bij Johannes Kannewet is uitgekomen. Het is heel goed mogelijk dat het lied nog iets ouder is.