vrijdag 7 maart 2014 – Zojuist heeft het Museum voor Schone Kunsten te Gent zijn deuren geopend voor een tentoonstelling over de Franse kunstschilder Théodore Géricault (1791-1824).
Géricault wordt gezien als een vertegenwoordiger van de negentiende-eeuwse Romantiek. Echter, anders dan de historieschilderkunst van zijn tijd vereiste, schilderde hij geen grootse helden en heldendaden, maar koos hij voor ‘de man van de straat’. Gewone mensen die hij zag in Italië, waar hij in 1816 rondreisde. Maar ook boksers in een straatgevecht en bedelaars in de straten van Londen, waar hij in 1820 woonde. Verder had hij vooral een obsessie voor paarden, ruiters, gekken en stervenden, die veelvuldig op zijn schilderijen te zien zijn.
De biografie van Géricault vertoont overeenkomsten met die van de zestiende-eeuwse Caravaggio: afkomstig uit een rijke familie verwekte hij een zoon bij zijn zeven jaar oudere tante. Om de familienaam te beschermen werden de drie voor het leven gescheiden. De schilder stief jong, op zijn 32e, waarschijnlijk aan een combinatie van een val van zijn paard en syfilis.
Géricault kreeg les in de schilderkunst van volbloed achttiende-eeuwers Claude Vernet en Pierre-Narcisse Guérin. Zijn vroege werk verraadt invloeden van Rubens. Wanneer hij in 1816-1817 in Florence en Rome verblijft, raakt hij gefascineerd door zowel Michelangelo als de Barok.
Géricaults bekendste schilderij is Le radeau de la Méduse (Het vlot van de Medusa) uit 1819. Daarop zien we gewone mensen, die ronddobberen voor de kust van Afrika. Het originele doek van zeven bij vier meter hangt in het Louvre, en blijft daar. Punt. Het geluk is dat het Louvre in 1859 een kopie liet maken, uit angst voor ‘verval’ van het oorspronkelijke doek. In Gent is deze prachtige kopie in goede staat te zien. Niet alle details zijn even nauwkeurig uitgewerkt en mist ‘de soepele verfstreek van de meester’.
Het verhaal achter de schipbreuk op het schilderij klinkt actueel. Recent kregen we immers de beelden te zien van bootvluchtelingen bij Lampedusa of Australië. In juli 1816 liep een schip van de Franse marine op een zandbank voor de kust van West-Afrika. Er waren te weinig reddingsboten, en bijna 150 opvarenden werden op een inderhaast getimmerd vlot gezet. Dertien dagen dobberde het vlot op zee. Van de 150 passagiers hebben slechts 15 het overleefd. De mensen werden gek van dorst, honger en wanhoop. Op het laatst moesten de levenden de doden opeten. — FvT
¶ De tentoonstelling duurt tot 25 mei 2014. Plaats: Museum voor Schone Kunsten te Gent. Informatie hier. In het museum is tegelijkertijd een kleine expositie over de rol van de vrouw tijdens de Franse Revolutie (info).