De achttiende eeuw in het voorbijgaan (51)
zaterdag 26 april 2014 – Toen ik aan deze rubriek begon, heb ik mij voorgenomen de wandelingen over het hele land te spreiden en elke provincie minstens één maal aan de beurt te laten komen. Nu ik het jaar bijna heb volgemaakt en de rubriek bijna stopt, is er nog één provincie niet aan de beurt geweest: Flevoland. Maar waar vind je de achttiende eeuw in Flevoland? Ik wilde niet met de Bataviawerf in Lelystad aankomen. Een beter idee diende zich aan: Schokland.
Schokland is nu niet meer dan een lichte verhoging in het landschap. Ruim honderdvijftig jaar geleden dreigde het eiland al in de Zuiderzee weg te zakken. In 1859 werd het op last van koning Willem III ontruimd. De bewoners kregen ondersteuning bij het afbreken en elders herbouwen van hun huizen, en vestigden zich in met name Overijsselse plaatsen zoals Vollenhove en Kampen. Een aantal Schokker huisjes uit Kampen heeft een laatste rustplaats gevonden in het Buitenmuseum in Enkhuizen, maar omdat niet duidelijk was hoe oud die waren heb ik die huisjes bij mijn bezoek aan Enkhuizen niet gefotografeerd.
Achttiende-eeuwse bouwwerken lijken me er op Schokland niet meer te zijn. Het kerkje op de foto hierboven is negentiende-eeuws. Schokland dreigt nu weg te zakken tot op het niveau van het omringende land. Over de strijd daartegen en over de geschiedenis van het gebied sinds de prehistorie, is in Museum Schokland veel wetenswaardigs te vinden. Het museum presenteert uiteraard ook enkele achttiende-eeuwse voorwerpen in de vitrines, maar die heb ik niet willen fotograferen. Wel fotografeerde ik dit fragment van een grafsteen, dat buiten te zien is.
Het museum is een aanrader, net als de daar verkrijgbare rondwandeling langs de randen van het voormalige eiland.
Een bezoek aan alleen Schokland levert eigenlijk te weinig op voor een verhaal in deze reeks wandeltochten langs overblijfselen uit de achttiende eeuw. Er is nu eenmaal weinig schokkends uit de achttiende eeuw bewaard gebleven. Om die reden ben ik vorig jaar ook afgereisd naar Urk. Ik had namelijk gelezen dat de zuidelijk helft van Schokland vroeger Overijssels bezit was en de noordelijke helft (van 1660 tot 1792) Amsterdams bezit. De Amsterdammers wilden hun route over de Zuiderzee naar de Noordzee afgebakend hebben.
Druk was het niet op Urk. Ik moet zeggen dat het stadje niet de uitstraling van Marken heeft. Wie een bedrijvig Urk wil zien, kan er het beste heen gaan op de Visserijdagen (30 en 31 mei) en de Urkerdag (7 juni).
In de negentiende eeuw is er op Urk een gloednieuwe vuurtoren neergezet. Ook in de vorige eeuw zijn de Urkers altijd noest blijven nieuwbouwen. Veel achttiende eeuw is er dus niet te zien: ik vond slechts drie vermeldenswaardige plekken.
De eerste is het museum, waar deze kaart uit 1789 nog eens duidelijk maakt dat de klauwen van de Amsterdammers tot ver in de Zuiderzee reikten. Klik op de illustratie om de kaart volledig in beeld te krijgen.
Met hun kerken hadden de Urkers weinig geluk. Enkele kerken werden door de zee verzwolgen. Van één kerk die hoger in het dorp stond, stortte in 1711 het dak in. Een storm in 1714 maakte het er bovendien niet beter op. Pas in 1786 werd dit ‘kerkje aan de zee’ herbouwd. De kerk kreeg een fraaie entree met een Amsterdams accent.
De derde plek is niet ver van de kerk, aan de dijk, waar het oudste gebouw van Urk staat. Het is de pastorie, die in 1736 werd herbouwd, getuige de steen die in de voorgevel is aangebracht. — JF