Voyage en Hollande van Diderot in oude vertaling
maandag 19 mei 2014 – Twintig jaar geleden verscheen Over Holland, de vertaling van Diderots merkwaardige reisverslag. Laat dat dan de aanleiding zijn om te lezen wat Denis Diderot, 301 jaar geleden geboren, over de Republiek te melden had! Het is niet moeilijk om met plezier aan Diderot te denken: wie ooit zijn Jacques de fatalist en zijn meester heeft gelezen, moet levenslang glimlachen bij het horen van Diderots naam.
Diderot verbleef in 1773 en 1774 enkele maanden in de Republiek, eigenlijk vooral in Den Haag en dan weer vooral in het huis van de Russische gezant. Diderot bracht ruim acht maanden door in de Republiek en hij kwam meestal niet buiten. Van een tochtje naar Scheveningen maakte hij een evenement. Zijn reisverslag is een merkwaardig product.
De inleiding leest als een oproep om niet te reizen. De mens moet eerst zijn eigen land kennen voor hij op reis gaat, vindt Diderot. En wie dan toch op pad gaat naar verre streken moet zich verdiepen in de geschiedenis en de gebruiken van het land dat hij bezoekt.
In het verslag, dat nauwelijks van waarachtig reizen getuigt, beziet Diderot het land waar hij verblijft vanuit verschillende invalshoeken: die van de staatsman, de notabele, de wetgever, de koopman, de geleerde en de geestelijke. Wat opvalt, is Diderots selectieve belangstelling: op sommige terreinen wil hij het naadje van de kous weten – de prijzen van eieren en meel, rooktabak en wit naaigaren – en op andere gebieden lijkt de desinteresse het te winnen – over Delft schrijft hij er weinig over te willen zeggen, behalve dat de prinsen van Oranje er worden begraven.
Bij mijn weten zijn reis en reisverslag van Diderot bepaald niet uitputtend onderzocht. Ik ken slechts een kort artikel van Brugmans. De vertaling uit 1994 is gebaseerd op een editie van de Voyage die Yves Benot er in 1982 van bezorgde. Diens inleiding is in grove trekken vertaald, alleen de alinea’s over de overlevering van de tekst zijn geschrapt, en diens noten zijn goeddeels overgenomen. Niet alle noten overigens: Benot zag in Diderots beschrijving nogal wat overnames uit het werk van Janiçon. Grappig en meer dan eens irritant zijn de noten van Benot waarin het ongelijk van Diderot wordt vastgesteld, terwijl het in de inleiding van Benot tot een scherpzinnige analyse van de tekst niet wil komen.
Graag offer ik ook nog wat op het altaar van de betweterij. Diderot richt zich in zijn beschrijving van het geestelijke leven heel erg op de in de Nederlanden doorgedrongen francofonie. Hij lijkt bekend met de generatie van het Journal Littéraire: hij noemt bijna als oude bekende Sallengre en in het voorbijgaan ’s-Gravesande, beiden redacteur van het Journal.
Ook komt Jean le Clerc voorbij. Diderot heeft vernomen dat ‘le fameux Le Clerc avait composé cent quarante volumes’ en dat zijn vrouw ‘avait eu grande part à ses journaux’. In de vertaling heet het dat Le Clerc ‘140 dagboeken’ heeft geschreven. In de bijbehorende noot worden de ‘journaux’ andermaal tot dagboek. Jammer! Belangrijker is de roddel dat mevrouw Le Clerc verantwoordelijk is voor een deel van het oeuvre van haar man. Dat was in de achttiende eeuw een diskwalificerende bewering. Maar waarom ‘diste’ Diderot Le Clerc?
Graag zou ik meer lezen over Diderots bijzonder merkwaardige reisverslag en diens dagen in Haagse kringen. De zoektocht naar de dagboeken van Jean le Clerc kan gestaakt worden. — PA
Mooi artikel