dinsdag 1 juli 2014 – Eén van de eerste boekenjoden die Nederland gekend heeft, is Klein Jan. De Amsterdamse straatventer was reeds begin 18e eeuw met zijn hondenkar een bekende verschijning: op maandag stond hij op de Botermarkt, op donderdag bij de Nieuwe Kerk en op zaterdag op de Dam. Hij was immens populair, mede dankzij de liedjesboekjes die in de titel de naam van Klein Jan dragen (bron).
Weyerman noemde Klein Jan een ‘kruywagens boekkraamertje’ en beschreef hem in de Vrolyke Tuchtheer als ‘kleyn pikzwart smousje […] die wonderbaarlyke luchtvertooningen, en Sileesiesche bloed- en moordgezangen’ uitventte.
Klein Jan komt niet voor in De handel en wandel van de boekenjood van Ewoud Sanders. Logisch misschien, want Sanders zocht in zijn digitale bibliotheek naar woorden als boekenjood en boekensmous. Zijn speurwerk leverde een alleraardigst informatief boekje op over de boekensmous, een fenomeen dat nu uit het straatbeeld is verdwenen.
In De handel en wandel van de boekenjood komen wel enkele andere 18e-eeuwse boekenjoden voor. De patriotse boekverkoper Bartholomeus Wild (door Sanders Wildte genoemd) kreeg het stempel ‘boekesmous’ opgedrukt, maar ook Isaak Tirion en Pieter Blussé werden door hun politieke tegenstanders zo genoemd. De boekverkopers werden alleen als boekensmous uitgescholden (misschien geldt dat ook voor Klein Jan), want joods waren ze niet. Wel waren ze volgens Sanders tuk op geld. – Dat laatste is overigens het standaardverwijt aan het adres van alle boekverkopers. Nog steeds.
De verhalen over de 19e-eeuwse boekenjoden zijn onderhoudend geschreven. Zeker het hoofdstuk over de familie Blok, die enkele generaties lang met een boekenkraam op het Binnenhof stond, bevatte voor mij veel nieuws. De stamvader Simon Blok werd nog in de 18e eeuw geboren en verkocht zijn boeken op markten. De Bloks stonden onder de arcaden van het Binnenhof.
Uit de beschrijving van het Binnenhof als boekenmarkt blijkt echter dat Sanders weinig onderzoek heeft gedaan naar de Haagse boekenwereld. Hier wreekt zich het werken met gedigitaliseerde bestanden: je vindt veel, onnoemelijk veel zelfs, maar je vergeet al snel dat er ook andere manieren zijn om informatie op te sporen.
Had Sanders bijvoorbeeld het artikel van Hannie van Goinga over Haagse boekenveilingen gelezen – of de boeken van Kossmann over de Haagse boekhandel of het proefschrift van Marika Keblusek – dan had hij niet geschreven dat er ‘vanaf het midden van de 18de eeuw af en toe boekenveilingen werden gehouden in een van de gebouwen aan het Binnenhof.’ Al in de 17e eeuw was het daar raak. Niet af en toe, maar soms zelfs één keer in de veertien dagen. En niet zomaar in een van de gebouwen van het Binnenhof, maar in de Loterijzaal, die Sanders niet kon identificeren maar waarvan iedereen met gemak kan achterhalen dat het hier gaat om wat nu heet: de Ridderzaal (plaatje).
Het boek De handel en wandel van de boekenjood heeft vooral veel waarde voor de negentiende-eeuwse boekgeschiedenis. Sanders heeft veel nieuwe informatie boven tafel gekregen. Zo, en nu ga ik Buchmendel herlezen. Zo mooi. — RvV
¶ Ewoud Sanders, De handel en wandel van de boekenjood. Over vermaarde, vergeten en fictieve straatboekhandelaren. Uitgave in eigen beheer, 2014. Prijs: € 15 (144 blzz, geïllustreerd) + € 3,50 verzendkosten (bestelinformatie hier). Lees hier een recensie op Neder-L.
Beste Ewoud, dank voor je bericht.
Straathandelaren verkochten in de 18e eeuw volgens mij ook tweedehands drukwerk. Zeker in de ambulante handel werd er weinig onderscheid gemaakt tussen nieuwe & gebruikte goederen. Ik vermoed dan ook dat iemand als Klein Jan wel degelijk oud papier verkocht. Maar hoe de tweedehandsboekenmarkt in de 19e eeuw eruitzag? Ik weet niet of en sinds wanneer er zo’n strikte scheiding werd gemaakt tussen handel in oude en nieuwe boeken. – Rietje
Beste Rietje, leuk dat je aandacht aan mijn boekje besteedt. Dank voor de nuttige aanvullingen, die ik zeker zal verwerken. Wie bij een onderzoek naar boekenjoden (‘straatboekhandelaren’) alleen zou zoeken naar woorden als ‘boek(en)jood’ en ‘boek(en)smous’, zoals jij hierboven veronderstelt, doet zichzelf erg tekort. Dat ik zoveel nieuw materiaal heb kunnen vinden, komt doordat ik op vele tientallen woorden en woordcombinaties heb gezocht, bijvoorbeeld op Hage / Den Haag / Binnenhof in combinatie met kraam / kramen / stal / stalletje(s) / boekenstalletje(s) / eigennamen als Blok, enzovoorts. Ook het gebruik van zogenoemde jokertekens speelt bij dergelijk onderzoek een grote rol, net als ‘proximity search’ (woorden of namen in elkaars nabijheid zoeken).
En natuurlijk moet je je niet beperken tot digitaal onderzoek, dat ben ik helemaal met je eens.
Dat ik in dit boekje weinig aandacht aan de 18de eeuw heb besteed, komt vooral doordat ik het woord ‘boekenjood’ als leidraad heb genomen en dat is nu eenmaal pas in 1841 voor het eerst aangetroffen. Bovendien ging het mij om straatverkopers van tweedehandsboeken, niet om straatverkopers van nieuw drukwerk, zoals almanakken en liedjesboeken. Daar is, zoals jij beter weet dan ik, al veel literatuur over.