Verschillende visies op roerigheid
maandag 11 augustus 2014 – In het jaar dat Jacob Campo Weyerman overleed, was het onrustig in het hele land: van stad tot stad kraaide het oproer. De roerigheid hield zeker nog een jaar aan. Met de verheffing van stadhouder Willem IV ging een deel van de onrust liggen, maar de teleurstelling over het ontbreken van doortastend optreden van de stadhouder trok in steden tegelijkertijd een spoor van ongenoegen.
Aan die oproerigheid in de jaren 1747-1748 – het Amsterdams Doelistenoproer, onrust aan het Spaarne en kleine revolutie in Rotterdam – is door historici al wel de nodige aandacht geschonken, maar nieuwe tijden nieuwe benaderingen.
In het historisch tijdschrift Skript is een klein dossier gewijd aan spraakmakende deelnemers aan het oproer: Marretje Arents, ‘de amazone van de Nieuwendijk’, Kees van Oeveren, de wagenmaker, en hoofdman Daniël Raap. Bijzondere aandacht wordt in de korte bijdragen gevraagd voor de uiteenlopende motieven van de betrokkenen. Wat de beschouwing ongelooflijk compliceert, is dat die motieven door de deelnemers zelf in termen van onbaatzuchtigheid gevat worden, terwijl politieke tegenstanders de verdenking van eigenbelang uiten.
De intrigerende Kees van Oeveren schreef een autobiografie – zelf? – en die autobiografie verheldert en verduistert de waarheid. Mij staat bij dat ooit G. van Rijn een uitgebreid artikel aan die autobiografie wijdde.
Het dossier 1747-1748 in Skript (jaargang 36, nr 2, p. 89-110) biedt de gelegenheid om in kort bestek kennis te maken met het rumoer van 1747 en 1748. Hopelijk mag dit dossier, dat vooral op literatuurstudie en nauwelijks op archiefwerk berust, als een ‘appetizer’ dienst doen en laten de masterstudenten geschiedenis hierna nog van zich horen. Rosa Deen, een van hen, bekent dat het werken aan het dossier ‘bij haar een (lang verwachte) liefde voor het archief’ heeft aangewakkerd. Over dat ‘lang verwachte’ moest ik wel even nadenken, maar die liefde voor het archief, dat wettigt verwachtingen! — PA