zaterdag 23 augustus 2014 – De Katwijkse walvis lag deze week nog niet op het droge of er werd al druk getwitterd dat er vroeger ook wel eens van die cachelotvissen zijn aangespoeld. Even leek het op een wedstrijdje wie het oudste, grootste of indrukwekkendste exemplaar uit het geheugen kon vissen (hier, hier of hier). Ik kan je wel vertellen: een dode walvis – potvis, potwalvis, cagelot, cachelot of hoe zo’n kolos ook mag heten – stinkt. Het gevaarte ziet er vies uit door het lillend spek maar blijft niettemin imposant. Toch zie ik ze liever levend.
Op de tekening hierboven zie je nog zo’n indrukwekkend exemplaar, aangespoeld op 20 februari 1762 tussen Zandvoort en Wijk aan Zee. Vincent Jansz van der Vinne legde de gebeurtenis vast in twee tekeningen, die later als gravure werden verkocht (plaatje). Het beest heeft overigens zeker tot 5 maart op het droge gelegen. Op die dag werd het tijdens een openbare veiling, op het strand, verkocht voor 900 gulden.
De landschaps- en stillevenschilder Van der Vinne hoefde voor deze tekening niet ver te reizen. Hij woonde in Haarlem. Later zou hij kastelein worden van Teylers (beheerder of curator) maar aangezien hij niet kon opschieten met museumdirecteur Van Marum, stopte Van der Vinne daar in 1785 mee en vertrok.
Van der Vinne was niet de enige die de gebeurtenis in 1762 op het strand vastlegde. In de collectie van het Rijksmuseum trof ik een prent aan van Hendrik Spilman (plaatje), van Cornelis van Noorde (plaatje) en van Jacobus Lubertini Augustini (plaatje). Johannes Swertner vervaardigde een prent waarop de mannen bezig zijn met het fileren van het dier. In de legenda staat wat ze aan het doen zijn: messen slijpen, spek snijden, botten hakken etc (plaatje). Het was eind februari ongetwijfeld een koud klusje, maar na 14 dagen op het strand te hebben gelegen zal het rottingsproces toch wel in gang zijn gezet.
Twee decennia later brachten de opbollende contouren van de cachelot een dichtende patriot op een idee. Hij schreef De Cagelot. Monstrum horrendum, informe, ingens. Het fictieve impressum spreekt boekdelen: Brunsvici 1785. De dikke hertog dus. Ook aangespoeld. Ook rijp voor de sloop. — RvV