dinsdag 14 oktober 2014 – Justus van Effen had in 1713 met een paar anderen 1713 het Journal littéraire de la Haye opgericht. Het werd uitgegeven door de Haagse boekverkoper Thomas Johnson en was, ondanks de kritiek erop (‘hoogdravend en blaaskakerig’) een succes.
Niettemin was Van Effen zelf ontevreden, met name omdat het door nalatigheid van Johnson onregelmatig begon te verschijnen. Dit betekende inkomstenderving: voor een broodschrijver een ernstige zaak.
Daarom begon Van Effen in 1718 met een eigen blaadje: La Bagatelle ou discours ironiques, où l’on prête des sophismes ingenieux au vice & à l’extravagance, pour en faire mieux sentir le ridicule. Het verscheen ’s maandags en donderdags. Het eerste vertoog is van 5 mei 1718, het laatste van 13 april 1719 (98 afleveringen). Volgende maand komt hiervan een kritische editie uit.
Justus van Effen had al vier Franstalige tijdschriften op zijn naam staan voordat hij in 1731 begon met zijn Hollandsche Spectator. Eerst was er Le Misanthrope (1711-1712), daarna was hij redactielid van Journal littéraire de la Haye, vervolgens schreef hij La Bagatelle (1718-1719) en tenslotte Le Nouveau Spectateur Français (1725-1726).
In 1986 verscheen reeds een kritische editie van Le Misanthrope, bezorgd door James L. Schorr, hoogleraar aan de San Diego State University. In november aanstaande verschijnt er van zijn hand een dergelijke uitgave van La Bagatelle en, afgaande op de informatie van de Voltaire Foundation, binnen afzienbare tijd komt er ook een uit van Van Effens Nouveau Spectateur Français.
La Bagatelle was net als Le Misanthrope gemodelleerd naar het concept van de Engelse Spectator. Van Effens doel was om zijn lezers ‘de zotte indrukken der gewoonte en der mode terug te brengen tot de ware en onveranderlijke beginselen der Rede […]’, schrijft W. Bisschop niet onverdeeld enthousiast in zijn uitgebreide bespreking van het blad in Justus van Effen geschetst in zijn leven en werken (1859).
In de nieuwe editie van het spectatoriale blad gaat Schorr in op de bronnen van Van Effen – de geletterde Potin, consul van Frankrijk te Rotterdam, Swift, Addison, La Bruyère – en positioneert hij Van Effens ironische commentaren in hun sociale en culturele context. ‘Schorr also explores an evolution in the character of the Bagatelliste himself, from the seventeenth-century “man of science” to the philosophe of the Enlightenment’. En elders in de blurb heet het:
Characterised by their overtly ironic tone, the Bagatelliste’s comments range from witty observations on contemporary society or literary controversies to bolder and more subversive reflections on the principles of inheritance or religious orthodoxy. Produced as a twice-weekly quarter sheet, La Bagatelle included short works of poetry and prose; brevity and stealth were its tools and its defences.
Ondanks de luchtige ironische toon, of misschien wel dankzij, had het blad niet het succes waarop Van Effen ongetwijfeld hoopte. Zelf was hij er best wel trots op. Toen hij in 1719 naar Zweden vertrok om daar enige tijd verblijf te houden aan het hof van koningin Ulrika Eleonora, gaf hij haar een exemplaar cadeau. — RvV
¶ James L. Schorr, La Bagatelle (1718-1719). A critical edition of Justus van Effen’s journal. SVEC 2014:11. ISBN-13: 978-0-7294-1149-3. Prijs: € 80 (344 blzz.)