Bij het themanummer van Spiegel der Letteren over literaire fancultuur in Nederland
dinsdag 4 november 2014 – Met bange voorgevoelens baande ik me een weg naar Spui 25, waar op 22 oktober het aan literaire fancultuur gewijde nummer van Spiegel der Letteren werd gepresenteerd, met een gevarieerd programma en de van televisie bekende reus Arie Boomsma. Aan Arie zou het eerste nummer worden overhandigd.
Voor Arie was ik niet bevreesd, maar wel voor mijn ontmaskering als … fan. Als je fan wordt genoemd, zitten er volgens degene die je zo noemt, enkele draadjes los in de bovenkamer. Vermoedelijk heb je posters van de bewonderde boven je bed hangen en ga je gillen in de nabijheid van het idool. Dat is het beeld.
De Stichting Jacob Campo Weyerman heeft zich ook meer dan eens moeten laten welgevallen als ‘literaire fanclub’ te worden weggezet. Eens per jaar wordt er door enkele handenvol leden een plaats bezocht waar Weyerman ooit woonde, werkte of was. Is dat fangedrag? Het heeft er alle schijn van. In zijn lezenswaardige bijdrage over Bilderdijk bespreekt Rick Honings de literaire pelgrimage als onderdeel van fancultuur. Ja, literair toerisme, dat is waar fans zich aan bezondigen. Sommige liefhebbers bezochten Bilderdijk bij leven, anderen wachtten daar nog even mee. Aan Bilderdijk is een vereniging gewijd, die twee keer per jaar uitpakt met een interessant tijdschrift.
Een groot verschil tussen de fans van toen en de leden van de aan Weyerman en Bilderdijk gewijde genootschappen wordt onmiddellijk duidelijk voor wie de bijeenkomsten van de genootschappen bijwoont. De Bilderdijkianen ontwaarden onlangs in de eeuwen Bilderdijkstudie vooral ‘vreemde kostgangers’, terwijl bij de Stichting Jacob Campo Weyerman bepaalde rituelen slechts ‘tongue in cheek’ worden gevolgd. Misschien passen de leden van beide genootschappen beter in het beeld van een ‘community’, zoals dat in Spiegel der Letteren geschetst wordt voor de makers, schrijvers en lezers van het nieuwe blad Das Magazin.
De sprekers en andere bij de presentatie aanwezigen deden bijna om strijd hun best vooral het etiket ‘fan’ te ontlopen. Nee, ‘fan’ was niemand, nee, godbewaarme, ook Arie niet, totdat het Thomas Vaessens te machtig werd en hij de code doorbrak door te erkennen wel degelijk een fan te zijn. Hij wist echter niet goed van wie. Het leek erop dat hij uit een op zich sympathieke dwarsheid de geuzennaam ‘fan’ wenste aan te nemen.
Je proefde die middag wel wat veel als nuffigheid vermomde smetvrees. Alsof bewondering kritische zin uitsluit. Vanzelfsprekend verplicht bewondering tot loyaliteit en die loyaliteit maakt mij lid van de Stichting Jacob Campo Weyerman, de Bilderdijk Vereniging, het Genootschap Belle van Zuylen, het Multatuli Genootschap en dan lees ik ook nog maandelijks het Bulletin Célinien. Lidmaatschap en loyaliteit maken niet blind, hoogstens af en toe en kortstondig wat bijziend. Wie zich geen lidmaatschap of loyaliteit denkt te mogen veroorloven en bevreesd is voor de naam van ‘fan’, kent de ware liefde niet. Huppekee! — PA