Analfabete vrouwen bij Belle van Zuylen en Bernard Schlink
maandag 8 december 2014 – Zo nu en dan zie je op stations affiches waarin het leed van analfabeten en laaggeletterden schrijnend verbeeld wordt: er verschijnt daar dan een uiterst indringend portret van een heuse analfabeet of ongeletterde. Wie de gezichten van de geportretteerden bekijkt, ziet dat het geen lichte last is die zij dragen. Onlangs kwam ik op papier twee vrouwelijke analfabeten tegen.
In De voorlezer (1995) van Bernard Schlink is een belangrijke rol gegund aan de analfabete Hanna Schmitz. Hoe zij deze handicap opliep, maakt de roman niet duidelijk, maar de dramatische gevolgen wél. De kolossale schaamte lijkt een doorslaggevende factor bij de wendingen die zij haar leven geeft. Wendingen die van een goed mens een slecht mens maken.
Dat slechte krijgt in de roman alle aandacht. Voor de jonge Michael is zij echter ook degene die hem in zijn nood bijstaat en hem inwijdt in de liefde. In de laatste hoofdstukken van haar leven maakt zij zich de kunst van het lezen en schrijven moeizaam en heldhaftig meester. De verteller, een ouder geworden Michael, leent woorden van Immanuel Kant om die zelfoverwinning te vieren:
Doordat Hanna de moed had gehad om te leren lezen en schrijven, had ze de stap uit de onmondigheid naar de mondigheid gezet, een stap voorwaarts in de zin van de Verlichting.
De befaamde omschrijving die Kant in 1784 van de Verlichting gaf, wordt hier zichtbaar ‘angespielt’.
Veel dubbelzinniger is het analfabetisme van mademoiselle D’Estival in de kleine roman Mijnheer Sainte Anne (1799) van Belle van Zuylen. De mannelijke hoofdpersoon, van adel zoals heel wat van de personages van Belle van Zuylen, keert na de verschrikkelijke jaren van Robespierre terug uit ‘emigratie’, op 2 juli 1797, ‘’s morgens om negen uur’. Al snel raakt hij in de ban van een verrukkelijk kersendraagstertje, mademoiselle D’Estival. Het analfabetisme van het meisje met de kersen is voor Sainte Anne geen probleem.
Ongetwijfeld was in die jaren het analfabetisme een thema geworden nadat bekend werd dat de wijsgeer die het meest tot de verbeelding sprak, gehuwd was met een vrouw die het lezen niet machtig was: Rousseau had zijn D’Estival gevonden in Thérèse Levasseur.
Belle van Zuylen nam het in andere geschriften op voor de vrouw van Rousseau. In D’Estival staat het analfabetisme vooral voor natuurlijkheid, die in alle onschuld onwaarachtigheid ontmaskert. Willem René van Tuyll, de neef van Belle van Zuylen, was zo doorkneed in Kant dat hij schande sprak van de verheerlijking van het analfabetisme.
Was de stap voorwaarts, zoals Hanna die zette, niet óók een sprong naar het verdriet: door het lezen ziet Hanna wat zij aangericht heeft, wat zij in haar onnozelheid verkeerd heeft gedaan. Hanna, in de roman begonnen als medelijdend en hartstochtelijk mens, verbleekt na het leren lezen tot een berouwvolle en geslagen vrouw. Zij legt al lezend haar onschuld af en dat is jammer en noodzakelijk. — PA