Het wonderwerk der kastanjetten

maandag 16 januari 2012 – De grondvergadering van de Stichting Jacob Campo Weyerman, vorige week zaterdag, werd druk bezocht. Zo’n veertig belangstellenden waren naar de Nina van Leerszaal (Allard Pierson Museum) gekomen voor de lezing over Weyerman en de kunsthandel, door Koenraad Jonckheere en Filip Vermeylen.

En om te luisteren naar drie observaties: over de spinozistische context van Nil Volentibus Arduum (Anton Bossers), over de Londense beurtvaart (en schippers) met Hellevoetsluis/Rotterdam (Jac Fuchs) en over twee Haagse boekverkopers die trillend van ontzag Weyerman wilden spreken (onder andere over de heruitgave van een geschiedwerk van Janicon) maar nauwelijks aan het woord kwamen (Rietje van Vliet).

De grondvergadering werd traditioneel geopend met een citaat uit het werk van Weyerman. Een pikant citaat deze keer, afkomstig uit de Ontleeder der Gebreeken 43 (31-7-1724), met enigszins aangepaste interpunctie:

Een Wonderwerk der Kastanjetten.

Milord Poes Poes, die tusschen het Schouwburg en een Bontwerkers Magazyn woonde, om dat een jong Edelman in dat middelpunt een Lichtmis zyn kan zonder Nadenking, gaf voorleede Winter een Bal.

Madame Miau, Miau, verscheen op dat Bal, met al die bekoorlykheden opgetraaliet, die de Konst en de Natuur konnen schenken. Die Juffer die altoos zo vrolyk is gelyk als een jong Katje dat met een balletje speelt, en die zo dartel voor en achter opgeeft, gelyk als een wild Veulen, dat noit slaagen, behandelt, of gepikeert is geweest, separeerde haar danspootjes zo zwierig, dat een iegelyk vreesde dat zy haar Maagdebloempje zou verkreukelen, zonder de bystand van een Bruidegom.

Een Galant Man die gewoon is van de Juffers door en door te bestudeeren, naderde de schoone Miau Miau, vertelde haar meer Douceurs als ‘er te proeven zyn in de Haagsche Banket-Winkel van Monsieur du Pré, en …. en met dat alles won hy zoo veel, als of hy een stuk van Achten had gebooden voor den Diamant van den Gouverneur Pit.

Wat was ‘er nu overig voor een Man die geen Moment langer kon wachten? een paar welgemaakte Beenen, een Air zo los als de Wind, en een paar Kastanjetten (zegt den Ontleeder). En die drie Solliciteurs wonnen de Koussebanden van Madame Miau Miau.

Want zo dra als zyn gemuskeerde Kastanjetten begonnen te spreeken, zag hy het nacht-ys van haar fierheid in spaanders breeken. De bevallyke Juffer wierd zo bloedlaauw als een Nonnetjes Duif in de Zaaityd, de Liefde-geinsters stooven uit haar verlangende blikken, en haar Galant won door een paar yvoore Kastanjetten, een yvoore Boezem, een yvoore Venus, en een yvoore et Cetera.