Achter slot en grendel

De Stichting Jacob Campo Weyerman nodigt regelmatig deskundigen uit om een bijdrage te leveren aan een bundel artikelen rond een bepaald ‘campistisch’ thema. Een overzicht van deze bundels vindt u hier.

Anna de Haas, m.m.v. Peter Altena (red.), Achter slot en grendel. Schrijvers in Nederlandse gevangenschap 1700-1800, Zutphen, Walburg Pers 2002.
ISBN 90 5730 219 5

Om wat voor redenen kon je in de achttiende eeuw achter tralies gezet worden? Dat is het onderwerp van Achter slot en grendel, de bundel die de Stichting Jacob Campo Weyerman ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan in 2002 uitgaf.

De artikelen gaan over schrijvers en schrijfsters die in de achttiende eeuw opgesloten zijn geweest in gevangenis of beterhuis. Sommigen kwamen daar terecht vanwege hun opruiende of godslasterlijke geschriften, anderen om meer ‘alledaagse’ redenen: landverraad, moord, oplichting of homoseksualiteit.

In zijn geheel biedt de bundel gevarieerde inkijkjes in de levens van mannen en vrouwen, die meestal niet de ‘officiële’ geschiedschrijving van politiek of cultuur gehaald hebben, maar die elk op hun geheel eigen wijze daar wel een bijdrage aan hebben geleverd. Intriganten en querulanten, dronkelappen en vervalsers, politiek en religieus bevlogenen passeren de revue. Als inleiding zijn ook enkele algemene hoofdstukken opgenomen – o.a. over censuur en over liefde in het gevang – waarin achttiende-eeuwse toestanden en achtergronden geschetst worden.

Inhoud

  • André Hanou, ‘Voorwoord. Losse gedachten over schrijvers in de eeuw van Verlichting’
  • Joop W. Koopmans, ‘Censuur. Over of onder de toonbank?’
  • Pieter Spierenburg, ‘Gevangeniswezen. Huis van bewaring, tuchthuis en beterhuis’
  • Roel Bosch, ‘Zielzorg. Visitatie en catechesatie in de kerker’
  • Marleen de Vries, ‘Liefdesleven. Over gekooide liefde, seks en literatuur’
  • Herman Roodenburg, ‘Isabella de Moerloose. Al te eigenzinnige ideeën over God en de wereld’
  • Pim van Oostrum, ‘Johanna Dorothea Lindenaer. Verdacht van een “pernitieus en detestabel” voornemen’
  • Michiel Wielema, ‘Hendrik Wyermars. Een “sodomitise rasphuys ongodist”‘
  • Barbara Sierman, ‘Jacob Campo Weyerman. De getraliede studeerkamer van een weekbladschrijver’
  • Michiel Wielema, ‘Johann Conrad Franz von Hatzfeld. Een godslasterlijk genie’
  • Ton Jongenelen, ‘Jan Willem Claus van Laar. Een onverbeterlijk sjoemelaar’
  • Anna de Haas, ‘Christiaan Schaef. De duistere kanten van een dichter-notaris’
  • Ton Jongenelen, ‘Jacob Baroen. Spel rond een pamflettist of rechtspraak tussen de coulissen’
  • Peter Altena, ‘Franciscus Lievens Kersteman. Vervalser in geschrifte’
  • Sjaak Joha, ‘Bernardus Albertus Fabricius. De twee gezichten van een Friese dichter-schoenmaker’
  • Jan de Vet, ‘Jean-Henri Maubert de Gouvest. La pure vérité of waarheid als wraakneming’
  • Anna de Haas, ‘Vincenzio Maria Gaudio. Ondergang van een radicaal bekeerling’
  • Ton Jongenelen, ‘Johannes Bartholomeus Ferdinandus van Goch. Goddeloos moordenaar, berouwvol zondaar?’
  • Pieter Breeman, ‘Dirk Kuipers. “Niet anders als droevige gevolgen”‘ Sofie Cerutti, ‘Johannes Nicolaas Esgers. Handel in idealen in de patriottentijd’
  • Peter Altena, ‘Jacob Eduard de Witte. Van landverrader tot schrijver’
  • Peet Theeuwen, ‘Johan Christiaan Hespe. Proces tegen een “Politieke Kruyersbaas” en zijn uitgever’
  • A.G. van der Steur, ‘Pieter Boddaert jr. Raadsels rond een “vermaard dichter”‘
  • Myriam Everard, ‘Lieve van Ollefen, Catharina Heybeek. Een ultrarevolutionaire “Loonschryver”, een schrijvende Batavin en een gekwetste natie’