Over mûmiyâ, mumia of mummie
donderdag 11 augustus 2022 – De creatieve en satirische beeldspraak die Weyerman in zijn werk gebruikt, laat zien hoe hij over een bepaald persoon of situatie dacht. Het voorwerp van zijn spot komt er in de regel niet al te best vanaf. Sommige personages vergelijkt hij met mummies, zoals in een aflevering van Den Ontleeder der Gebreeken:
Recht tegen over den Kappelaan zat een Heer die in zyn Mantel was gezwachelt, gelyk een Egyptenaars Mumie […].[1]
In Den Echo des Weerelds vertelt hij hoe een dame al haar bekoorlijkheden verliest en zodanig aftakelt ‘[…] dat haar Licghaam allengs verdorde tot een Egyptische Mumie van Memphis […]’.[2] Bij zijn publiek was die persoon natuurlijk bekend.
Weyerman neemt niet alleen personen op de hak, maar bekritiseert ook misstanden in de maatschappij. In een aflevering van Den Ontleeder der Gebreeken bespot hij kwakzalvers die allerlei nepmedicijnen voorschrijven:
Den Ontleeder bestudeerde die kruydige Societyt, die alle loontrekkende Klokkeluyders der Sterffelykheyt waaren, en die hun Tydgenooten uytroeyden door onvergeeflyke Hulpmiddelen.
Zommige Krankken, wierden in dat Magazyn behandelt als Ezels, en stikten aan Distels, aan Barnnetels, en aan uytgeteerde Heydensche Kruyden.
Zommige Leyders wierden getrakteert als Menscheneeters, en opgevult met † Egyptisch Vleesch, en met de verdorde Spieren van de Nyldrinkers van Memphis.[3]
Een van die zogenaamde geneesmiddelen is ‘Egyptisch Vleesch’. In de voetnoot (†) legt Weyerman uit dat het hier om ‘mummie’ gaat: ‘Mumie is het Vleesch van gebalsemde Egyptenaaren’. Ook in De Rotterdamsche Hermes lezen we over mummie en hoe een arts aan zijn patiënt ‘als of hy een menschenëter was, Mumia (gebalsemt Heidensvlees) ordonneert […]’.[4] Het begrip mummie duidt dus niet alleen op een gebalsemd lichaam, maar ook op een medicijn.
In beide tekstfragmenten is sprake van menseneters. Wat wilde Weyerman hiermee precies zeggen?
Lees verder →