maandag 20 november 2023 – In ’s-Hertogenbosch laat het Noordbrabants Museum de familie Brueghel in volle glorie zien: ‘de familiereünie’, zo luidt de ondertitel van de tentoonstelling. Brueghels van diverse generaties maken hun opwachting: van de oude Brueghel tot en met de jongere Brueghels, bloemstukken, landschappen en boerenscènes. Het was een drukte van belang, waarbij nogal wat bezoekers pal voor schilderijen en etsen hun eigen reünie hielden en anderen zo doeltreffend het zicht benamen. Ik heb veel slechts vluchtig gezien en slaagde slecht in de onderdrukking van onvrede. Nog maar eens heen, maar dan in luwe uren.
Voor mij was dé verrassing het optreden van Ferdinand van Kessel, een van de leermeesters van Weyerman. Blijkbaar ook lid van de Brueghelfamilie. Voor het ene schilderij van deze Van Kessel was het geen gedrang van belang. Ik had het schilderij min of meer voor mij alleen. Verdorie, ik had het schilderij al eens in Wenen gezien en me toen afgevraagd of dit dé Van Kessel was. Ja dus.
woensdag 8 november 2023 – Op vrijdag 24 november is het raak in Leiden: Bilderdijk andermaal aan zet! De ledenvergadering, zonder de koektrommel die ooit aan De Boelelaan de stemming bepaalde, trapt in Leiden (Vossiuszaal) af om 14.00 uur. Het gedeelte met veelbelovende lezingen start om 15.30 uur. Centraal staat daarbij de herinnering aan het wonderjaar 1823.
Het Jaarboek Bilderdijk 2023, dat die 24 november verschijnt,aanvaardt de achterwaartse reis richting 1823. Wat was er dat jaar dat de geheugenarbeid rechtvaardigt? Haarlem (en de rest van het land) vierde het Laurens Janszoon Costerfeest met een toewijding waarin voorzichtig de overtuiging school dat het de laatste keer was dat Coster als uitvinder van de boekdrukkunst mocht gelden. Opmerkelijker nog was de publicatie van Bezwaren tegen den geest der eeuw, een brochure van Bilderdijks leerling Isaäc da Costa, en een geschrift van Abraham Capadose tegen de koepokinenting. De ‘schavuit’ Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp wandelden in de zomer van 1823 door het land. In lezingen van Fred van Lieburg, Arianne Baggerman en Marleen de Vries wordt op uiteenlopende wijze aandacht besteed aan de teksten en wandelingen van 1823.
maandag 30 oktober 2023 – In 2013 publiceerden de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyermaneen artikel van me over satirische bijbelboeken waar ik nog steeds met genoegen aan denk. In het sindsdien verstreken decennium hebben zich in voetnoten weinig liefhebbers van het artikel gemeld. In het stuk schreef ik: ‘Controverse en navolging zijn goede indicatoren voor betekenis’. Ik zou nu aan ‘betekenis’ ‘succes’ toevoegen.
Het stuk over de bijbelboeken zorgde noch voor controverse, noch voor navolging. Ik moest daar bij de afronding van de reeks over Boerekermis enigszins mismoedig aan denken. Controverse heeft de tekst ogenschijnlijk niet opgeleverd, navolging wel. Betekenisvol aan navolgingen is dat het ook receptie-documenten zijn: de navolger volgt na wat hem of haar betekenisvol leek en voegt toe waar de oorspronkelijke tekst mogelijkheden tot uitbreiding en nieuwe betekenissen onbenut had gelaten.
Nu kan Boerekermis gezien worden als een aemulatio van Bredero (zoals eerder betoogd). Ook Rotgans kende behalve een reeks herdrukken enkele navolgers. Om me te beperken tot een tweetal: Enoch Krook in 1709 en Frans Greenwood in 1733. Ik kreeg de indruk dat beide auteurs niet ambieerden hun voorganger naar de kroon te steken. Buiten het bestek van deze reeks valt de analyse van deze teksten als receptie-documenten. Slechts wat schoten voor de boeg.
donderdag 26 oktober 2023 – Van Rotgans’ familieleden lijkt zijn neef het interessantst. Deze schreef als A.H. de Salengre Junior de ‘Opdragt’ van Poëzy van oomlief. Hoewel zijn naam ook vaak met dubbel-l wordt geschreven, volg (en volgde) ik hier de spelwijze in de ‘Opdragt’. Zijn voornamen luidden afwisselend Albert Hendrik en Albert Henri; hij was net als zijn vader tweetalig.
Junior was een wonderkind. Hij overleed in 1723, op jonge leeftijd; heel goed zal hij oom Lukas niet hebben gekend. Hij werd in 1694 geboren als zoon van vader Albert Hendrik en Lukas’ zus Geertruyd Jacoba. Toen hij de ‘Opdragt’ in 1715 signeerde, was hij net twintig. Had het niet meer voor de hand gelegen dat senior die ’Opdragt’ voor zijn rekening had genomen?
Het neerkijken op, en lachen om, boeren is in de zeventiende eeuw niet alleen in teksten, maar ook in de beeldende kunst te vinden. Adriaen van de Venne (1590-1662) maakte jarenlang monochrome schilderijtjes waarmee mensen die ze konden betalen zich vrolijk konden maken over boeren en bedelaars. Een aantal van die werken is te vinden op de tentoonstelling ‘De omgekeerde wereld van Adriaen van de Venne’, die nog tot 21 april 2024 in het Zeeuws Museum in Middelburg te zien is.
vrijdag 20 oktober 2023 – Wie was deze dichter van Boerekermis? Het gedicht over de kermis lijkt een ‘Fremdkörper’ in het oeuvre van Rotgans. In de 1715-uitgave van Rotgans’ Poëzy vormt de kermistekst het slotakkoord, na honderden bladzijden ernstige literatuur. Functioneerde het als een soort komisch afterpiece, zoals in schouwburgen op ernstige treurspelen vaak luchtige kluchten volgden – ‘eventjes’ onbedaarlijk lachen om het evenwicht te herstellen? Het kermisdicht is echter geen toneelstuk, niet bedoeld om opgevoerd te worden. Toch is het denkbaar dat Salengre en Halma, samen verantwoordelijk voor de 1715-uitgave van Poëzy, de vrolijke en burleske tekst niet als opener, maar liever als sluitstuk wensten.
Over Rotgans is slechts weinig bekend. Een moderne studie over de man en zijn werk ontbreekt. In het voorwerk bij Poëzy is over Rotgans wel iets te vinden: in de opdracht van Salengre junior en heel veel in het voorbericht van Frans Halma. Sindsdien heeft vooral de neerlandicus Strengholt aandacht gevraagd voor Rotgans, maar in de drie door hem bezorgde Rotgans-edities valt de nadruk op het werk. In latere artikelen en stukjes schreef Strengholt eveneens over het werk. Ook Jan de Vet richtte zich in 1986 op een tekst van Rotgans, diens Op de vervolging tegen de beleiders van de hervormde godsdienst, Door Lowies de XIV. Koning van Vrankrijk in ’t openbaar begonnen in ’t jaar 1684.
woensdag 18 oktober 2023 – Veel mensen kennen de afbeelding van de dierentuin bij de herberg van Blaauw Jan in Amsterdam. De gravure toont een veelheid aan uitheemse dieren en curiosa die bij die herberg te zien waren of geweest waren. Helemaal links zijn zelfs de dwerg Wybren Lolkes en de reus Cajanus afgebeeld, die ooit enige tijd in de herberg bekeken konden worden. Heel realistisch is de afbeelding niet, maar voor de herberg was het een prachtig visitekaartje. Wie de prent in detail wil bestuderen, kan bij de beeldbank van het Rijksmuseum terecht.
maandag 16 oktober 2023 – Hulp gezocht: waar o waar bevinden zich … In 1780 verscheen Nieuwe Muntersche brieven, behelzende de zeldzame geschiedenis der freule van Hohenhuyzen, doormengt met verscheide merkwaardige voorvallen, reizen en wonderbaare wisselvalligheden, meestendeels in deszelfs familie en die van haare goede vriendin, de freule van Armenheuvel voorgevallen. In 1780, dus twee jaar voordat de briefroman Saartje Burgerhart van Wolff en Deken het licht zag.
Het ‘Nieuwe’ uit de titel veronderstelt een voorganger. Die is er ook: De Munsterlander van fortuin […] (1777). Dit is wel een roman, maar geen briefroman. In feite hebben beide romans een deel van de titel gemeen, niet de inhoud, personages, strekking of genre. Ook de auteur hebben ze met elkaar gemeen: een zekere M.V. Achter die initialen verschuilt zich de Arnhemse praktizijn Matthias Vorster (1746-1826), met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de auteur van deze en andere publicaties. Beide boeken verschenen bij de Nijmeegse uitgever Van Campen.
donderdag 5 oktober 2023 – Het tweede boek van Boerekermis verschilt sterk van het eerste boek. Het heeft er alle schijn van dat het aanzienlijk later na het eerste boek tot stand kwam: het is omvangrijker, wat de indruk wekt dat de waardering voor het eerste boek de schrijver aanmoedigde om meer woorden te gebruiken. De schrijver wendde ook de steven: het tweede boek gaat minder over boeren en meer over literatuur.
Weliswaar opent het tweede boek nog met een drietal volksvermaken – het ganstrekken, ringsteken en pauwknuppelen, waarbij de boeren prominent in beeld komen – , maar al snel verschuift de aandacht naar dichterschap en toneel.
De scène met het pauwknuppelen wekt de verontwaardiging van een jonker, tevens dichter, zoals de ik-figuur ‘aan zyn taal’ merkt. ‘Help Juno’, zo opent de jonker in r. 621 zijn discours. Vervolgens paraderen nog veel meer goden en pas in r. 647 zwijgt de dichter. Een ‘huisman’ vraagt aan het ‘heerschap’, onze gids en verteller, wat dat te betekenen had: ‘ik kan hem niet verstaan’ (r. 653). De ik-figuur weet raad: de jonker bezondigde zich aan ‘Parnastaal’, ‘zoo spreeken de Poeëten’. Deze dichter grossierde in grote woorden: of het nu om heldendichten, bruiloftsdichten of lijkdichten gaat, de dichter raaskalt en zwetst.
De Stichting Jacob Campo Weyer- man krijgt geen subsidie en kan uw financiële steun daarom goed gebruiken. Donaties op rekening NL57INGB0003848148 van het JCW zijn sinds 2011 als gift fiscaal aftrekbaar. Lid worden kan ook. Stuur een e-mail voor meer informatie.
Over deze website
- Nieuws over de lange 18e eeuw
- Biografie van Weyerman
- Informatie over het JCW
- Info over het tijdschrift MedJCW
- Overzicht van publicaties over JCW