vrijdag 11 maart 2016 – Ooit was de Nijmeegse universiteit één van de twee of drie universiteiten in de wereld waar je je kon specialiseren in de Nederlandse letterkunde van de achttiende eeuw. Soms had het er de schijn van dat de Nijmeegse hoogleraar P.J. Buijnsters de Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw had uitgevonden. Zijn bibliotheek gold als de harde schijf van de literatuur van de Verlichting.
Wat is van het specialisme over? Een kijkje in De Leeslijst, een boek van Nijmeegse makelij, kan op dat op punt verhelderen. Aan het eind van vorig jaar verscheen het kloeke boekwerk waarin in liefst 222 hoofdstukjes 222 werken uit ‘tien eeuwen schriftelijke cultuur in de Lage Landen’ werden beschreven en voor lezers aanbevolen. Voor de 222 hoofdstukjes tekenen letterkundespecialisten, nu of een tijd geleden verbonden aan de Radboud Universiteit.
In weerwil van het bepaald lidwoord De bij De Leeslijst wijzen de samenstellers iedere pretentie af: ‘de lijst is enkel en alleen samengesteld op basis van de voorkeuren en prioriteiten van Nijmeegse docenten en onderzoekers’. Er waait wel wat zelftevredenheid op uit het 222e hoofdstuk, waarin de samenstellers hun eigen Leeslijst in het zonnetje zetten. De vraag die de gewone lezer bezig zal houden, is wat hij met De Leeslijst moet beginnen. Is de lezer niet de ongewenste gast op het feestje van samenstellers en auteurs? Sommige hoofdstukken zijn aangenaam genoeg, daar gaat het niet om, maar wat levert het op behalve een prettig verpozen?
Het gaat me hier en nu echter ergens anders om: wat is de achttiende eeuw nog in Nijmegen, als De Leeslijst als graadmeter mag worden genomen?
Dat valt niet tegen: 23 van de 222 hoofdstukken gelden de ‘kleine’ achttiende eeuw: 1700-1800. In de Nijmeegse 23 is de canon goed bediend (Rotgans, Poot, Van Effen, Van Alphen, Wolff en Deken, Feith, Bellamy, Schasz) en wat er over gezegd wordt, is … onderhoudend. Enkele keuzes zou ik, zelfs met het pistool op de borst, nooit gemaakt hebben: Huydecoper!? Arzases heb ik ooit gelezen en het viel niet mee. Het hoofdstukje over een onuitgegeven Brugs handschrift is, net als dat over een dito Zutphens album amicorum uit een eerder tijdvak, interessant, maar niet voor lezers. Voor lezers zijn beide teksten immers niet beschikbaar.
Het allerergste bewaar ik voor het laatst: het ontbreken van Weyerman. Volgens de Nijmeegse hoogleraar Jos Joosten, een van de samenstellers, is het kinderachtig om op het ontbreken van bepaalde auteurs en werken (of op de misplaatste aanwezigheid van anderen) te wijzen, maar dan miskent hij toch de pretenties die De Leeslijst ondanks alle kokette ontkenningen heeft. Dan miskent hij ook de rol van de kritische lezer die zich altijd een oordeel aanmatigt. Margareta van der Werken, Jan Pieter van Male, Jan de Marre, Elisabeth Hoofman wél opnemen en Henrik Smeeks, Jacob Campo Weyerman, Jacob Haafner, Pieter van Woensel niet, dat is het gevolg van wat een moderne voetbaltrainer ‘verkeerde keuzes’ zou noemen.— PA
¶ Nina Geerdink, Jos Joosten, Johan Oosterman (red.), De Leeslijst. 222 werken uit de Nederlandstalige literatuur. Nijmegen, Vantilt 2015. ISBN 978 94 6004 207 2. Prijs: € 24,95 (480 blzz.)
Helemaal mee eens. Ik ben nog een beginneling als het om Weyerman gaat, maar ken zijn ‘biografie’ over Syberg inmiddels goed en vind het een hoogstandje, zowel in stilistisch als humoristisch opzicht.