maandag 28 november 2016 – Genealogisch onderzoek is iets waar je geduld voor moet hebben. En je moet werkelijk willen weten wie er achter de namen in de dtb-klappers schuilgaan. Is die belangstelling minimaal, dan kun je maar beter iets anders gaan doen. En dat doe ik dus ook.
Want ik interesseer me niet echt voor Johanna Jacoba Weyerman. Zij is Weyermans tweede dochter van die naam, geboren in 1730. Na zijn overlijden in 1747 was ze samen met haar moeder aangewezen op de giften van het Burgerlijk Armenstuur in Den Haag. Dat duurde volgens Adèle Nieuweboer tot Pasen 1780. Op gezag van de Haagse gemeentearchivaris Bordewijk meldt ze dat Johanna Jacoba op dat moment op belijdenis was toegetreden tot de hervormde gemeente (archief Kerkenraad, inv. nr. 268).
Citaat uit de desbetreffende signalering:
Zij staat vermeld als ‘Johanna Jacoba Weyerman, j.d. (jonge dochter), Moolenstraat’; de voornaam Johanna is ten onrechte toegevoegd.
De signalering meldt vervolgens dat het overlijden van Johanna Jacoba, door ‘verval van krachten’, werd aangegeven op 21 januari 1803. Ze was toen 71 jaar. Zij werd begraven op het Noorderkerkhof, een armenkerkhof. Blijkens de gedrukte naamlijst van overledenen woonde zij aan de Vissersdijk. een straat die uitkwam op de Molenstraat. Mogelijk is zij tussen 1780 en 1803 in hetzelfde huis blijven wonen. Einde signalering.
Nu het ingewikkelde. Johanna Jacoba was op het moment van overlijden geen 71, getuige de dtb-klappers van het Amsterdamse stadsarchief: gedoopt op 18 mei 1730. Een klein rekenfoutje dus van de kerkelijke scribent uit Den Haag. Complicerend is dat ik haar naam niet terugvind in de Haagse begrafenisimpostregisters van de hervormde kerk uit 1803. Toch maar naar het Haagse gemeentearchief om daar de begrafenisboeken zelf in te zien?
Nog ingewikkelder is het verzoek van ene Johanna Jacoba Weyerman op 6 november 1798 aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam om haar jaarpensioen ad ƒ 150 te mogen behouden. Ze wordt hier genoemd als weduwe van E.F. Raupp – Evert Frederik Raupp (†1786) – bij leven kapitein bij het regiment van generaal de Maleprade en als zodanig sinds 1770 gepensioneerd. Op 10 augustus 1791 hadden de voormalige Staten van de Provincie Utrecht haar toegezegd dat ze het pensioen mocht houden, maar kennelijk was ze daar anno 1798 niet meer zo zeker van.
Het kan hier inderdaad gaan om de dochter van Weyerman, die kennelijk in 1798 niet in Den Haag maar in Utrecht woonde. Echt lastig wordt echter het bericht uit de naamlijst der overledenen die in december 1798 in de momboirkamer (weeskamer) te Utrecht zijn aangegeven. Ruim een maand na het request, op 12 december 1798, overleed namelijk deze zelfde Johanna Jacoba Weyerman, weduwe Fredrik Raupp, in de Bregietestraat (Brigittenstraat). Ze is begraven in de Weeskerk (van het Gereformeerd Burgerweeshuis) aan de Oudegracht te Utrecht.
Is dit nu de dochter van Weyerman of is het een andere vrouw? Deze Johanna Jacoba was zo arm nog niet, getuige haar woonstee aan de Brigittenstraat. Bovendien was manlief in 1786 met acht dragers naar het graf gedragen… Ik ben afgehaakt. —Rietje van Vliet