dinsdag 25 april 2017 – De verhouding tussen mens, maag en steen is gevarieerd. Van oudsher kennen we de keisnijders op schilderijen zoals die van Bosch en Breughel. Vaardige lieden die met geslepen mes in het openbaar op de kermis een denkbeeldige steen uit iemands hoofd verwijderden. Daarnaast waren er de specialisten die nierstenen wisten op te sporen en zonder verdoving uit blaas of pisbuis verwijderden. In dergelijke gevallen is de steen of kei een hinderlijk voorwerp dat men liever kwijt dan rijk was.
Het omgekeerde komt ook voor. Dat mag blijken uit het artikel van Thomas Morris, ‘The stone-swallower’, waarnaar verwezen wordt in Merkwaardig (week 16) van dit jaar. Morris beschrijft de pijnlijke geschiedenis van ene Thomas Gobsill die, al drie jaar lang ‘extremely tortured by wind’, het advies kreeg om ronde witte kiezels te slikken. Het tragische verhaal staat in het handboek de Complete Family Physician, dat voor het eerst werd gepubliceerd in 1781.
Een ander type vrijwillige keienvreter behoort tot het gilde der straatartiesten. Zij kozen ervoor om ten overstaan van een verbluft publiek keien of kiezels te slikken en die ook nog eens te laten rammelen in hun maag. Verscheidene van deze steenkunstenaars hebben Europa doorkruist om op kermissen en jaarmarkten tegen betaling hun kunsten te vertonen.
Jacob Bicker Raye verhaalt hierover. In 1768 ziet hij zo’n man in Amsterdam op de kermis op de Botermarkt. Daar stond een kerel ‘die dagelijks een zeer groote kwantitijt kiselstenen vreet, soodat deselve als in een groote sak in sijn buyk rammelen’.
Waarschijnlijk was dit dezelfde keienvreter over wie de vaandrig van de Schotse Brigade John Gabriel Stedman schrijft. Hij zag in 1771 een dergelijke figuur in Deventer. Nieuwsgierig bekeek hij de man en zag dat hij zo’n zestig keien slikte, zo groot als duiveneieren, en die liet rammelen alsof ze in een canvas zak zaten. Hij had zich in Leiden laten onderzoeken en stond zijn lichaam bij voorbaat tegen betaling af aan de chirurgijns van die stad. De man verdiende ook de kost als koorddanser.
Deze keienman duikt iets later op in Engeland. Op 4 maart 1774 adverteert een Mr. Frederick in de Oxford Journal dat een ‘Dexterity and Balance-master and Stone-eater’ zal optreden, die in staat was 150 stenen te verorberen ‘each as big as a pigeon’s egg, or bigger, with his hands tied behind’.
In Engeland waren deze lieden extreem populair, vooral in de achttiende eeuw, en er werd ruimschoots over geschreven. Maar al eerder trokken ze door Europa, meestal anoniem. Maar een zeer vroege is met zijn naam bekend: Francis Batalia. Deze Italiaan is zelfs geportretteerd terwijl hij zijn bord met een maaltje keien voor zich houdt. Over hem werd geschreven:
[he] put three or four stones into a spoon, and so putting them into his mouth together, he swallows them all down one after another; then (first spitting) he drinks a glass of beer after them. He devours about a half a peck of these stones every day, and when he chinks upon his stomach, or shakes his body, you may hear the stones rattle as if they were in a sack, all [of] which in twenty-fours are resolved. Once in three weeks he voids a great quantity of sand, after which he has a fresh appetite for these stones, as we have for our victuals.
Er zwierven door Europa nog meer lithophagen. Een van hen zou op Goede Vrijdag 1757 door Nederlanders op een eiland zijn aangetroffen. Hij verstond ook de kunst om stenen met tanden en speeksel te verpulveren. Waar hij precies optrad is vooralsnog niet bekend. – Roelof van Gelder
¶ Zie ook geriwalton.com/stone-eaters.