Voetnoot 105

Conférences du Bureau d’Adresse: een grote bron van inspiratie

donderdag 4 april 2019 – In Den Amsterdamschen Hermes (dl. 2, afl. 28, 6 april 1723, p. 218-221) voert de dichter Andreas Mesopotamus een felle discussie met Hermes over de dichtkunst. De dichter houdt, hoewel hij berooid en broodmager is, een pleidooi voor de dichtkunst: 

Een Poeet is niet alleen een historieschryver die een zaak, eenvoudiglyk verhaalt, maar hy is een stoknar die alles, en alles, op het aldernatuurlykst, poogt te verbeelden. 

Mesopotamus minacht de ‘koele railleries’ van Hermes, ‘want een goed Poëet trekt zig zo min uw hekelschrift aan, als een Geneesheer iets opneemt voor een Quakzalver’.

Hermes dient de dichter van repliek. Hij vergelijkt een dichter met een ‘Cartouchiaan’, een misdadiger, ‘die zyn doodvonnis draagt op zyn voorhooft’. ‘Ook is er zo een nabestaande bloedverwandschap tusschen een Geken een Poëet, dat men den eersten op ’t gezigt, en den tweeden aan zyn taal kan onderscheiden’.

In dit fragment in Den Amsterdamschen Hermes citeert en vertaalt Weyerman een Italiaanse uitdrukking. ‘Di buena terra, cattiva gente; de buon Poeta, cattiva mento.’ ‘Een goed Land, [e]en quaad volk, een goed Poeet, een ondeugende geest’.

Een dergelijke zin vormt voor Jac Fuchs en mij vaak de aanleiding om een onderzoek te beginnen. In welke bronnen staat deze uitdrukking en zit daar mogelijk de bron bij die Weyerman heeft gebruikt? Toen ik de Italiaanse zin intypte in Google, gebeurde er niets. Pas toen ik de zin in stukjes opknipte, kwam de zoekmachine met een bron, waarvan ik nog nooit had gehoord: A General Collection of Discourses of the Virtuosi of France, upon Questions of all Sorts of Philosophy, and other Natural Knowledg. Made in the Assembly of the Beaux Esprits at Paris, by the most Ingenious Persons of that Nation (London 1664).1 Weyerman blijkt zijn tekst voor een deel ontleend te hebben aan Conference LV-II, ‘Whether Poetry be useful’.

Zoals de titel al doet vermoeden is het werk oorspronkelijk Frans. Het verscheen als tijdschrift tussen 1633 en 1642, uitgebracht in vier delen, onder de titel Premiere – [Quatriesme] Centurie des Questions traitées ez Conferences du Bureau d’Adresse.2 In 1655 verscheen nog een vijfde deel, maar dat heeft de auteur, Théophraste Renaudot (1586-1653), niet meer meegemaakt. Renaudot, die hierboven is afgebeeld, wordt wel de eerste journalist van Frankrijk genoemd. Hij geeft in zijn weekblad een verslag van conferenties over de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals over de echo, de lach, de jaloezie, maar er wordt ook geprobeerd antwoord te geven op vragen als: ‘Wat is beter, goed te kunnen spreken, of goed te kunnen schrijven?’ of ‘Is het noodzakelijk dat men vijanden heeft?’

In het tijdschrift Conferences du Bureau d’Adresse zijn wetenschappelijke en filosofische onderwerpen geschikt gemaakt voor niet-academisch gevormde lezers. Het weekblad is van groot belang geweest in de ontwikkeling van het renaissancistisch humanisme naar de Verlichting.

Toen ik de inhoudsopgave van het werk bekeek, duizelde het mij, want heel veel onderwerpen komen ook voor in de tijdschriften van Weyerman. Aan de ene kant is dat niet verwonderlijk, want Weyerman schrijft over van alles en nog wat. Maar aan de andere kant vroeg ik me onmiddellijk af of Weyerman deze bron vaker ter hand had genomen voor het schrijven van filosofisch getinte stukjes in zijn tijdschriften.

De tijdschriften van Weyerman zijn tegenwoordig digitaal doorzoekbaar en wat ik vermoedde werd al snel bevestigd. Jac Fuchs en ik hebben inmiddels meer dan vijftien teksten teruggevonden en het einde is nog niet in zicht. Soms volgt Weyerman de tekst op de voet, soms neemt hij een gedeelte over en vult die aan met uitgebreide vergelijkingen of ironische opmerkingen. Een andere keer leidt hij een onderwerp in met een paar zinnen uit het Franse tijdschrift en gaat dan zijn eigen weg. Deze bron is volgens ons heel belangrijk geweest voor Weyermans gedachtegoed.

Wij hebben het altijd over de satirische tijdschriften van Weyerman. Aan het filosofische element en het geschikt maken van filosofische onderwerpen voor een breed publiek is eigenlijk nog geen aandacht besteed. Misschien pakt iemand dat nu op. – Jan Bruggeman

¶ Bijlage 1 bevat de eerste twintig vondsten. Nieuwe vondsten verschijnen in een volgende voetnoot.

Noten
1. Er bestaat ook een tweede deel uit 1665.
2. Conférences du Bureau d’Adresse is al eerder opgemerkt als bron voor Weyermans werk. De editeurs van De leevens byzonderheden van Johan Hendrik, Baron van Syberg, (1984, deel 1b, p. 24) wezen er al op dat het ‘Verhaal van de opkomst der Roozenkruysbroeders’ grote overeenkomst vertoont met de tekst uit het Franse tijdschrift. Ook de passage in Den Ontleeder der Gebreeken (deel 1, afl. 31) wordt genoemd.

Bijlage
Overzicht van ontleningen aan Conférences du Bureau d’Adresse
1. Wat is in een Koninkryk of Republyk nootzakelyker, een Rechtsgeleerde of een Geneesheer?
De Rotterdamsche Hermes, afl. 51, 10 juli 1721, p. 345-348 – Conference CXVII
2. Wyn [is] in eene Armeé nootzakelyker dan Wywater in eene Parochiekerk
De Rotterdamsche Hermes, afl. 54, 31 juli 1721, p. 369-373 – Conference VIII-II
3. Wat beter is, wel te spreeken, of wel te schryven?
Den Amsterdamschen Hermes, deel 1, afl. 2, 7 oktober 1721, p. 10-12 – Conference L-II
4. Is het noodzaakelyk, dat men Vyanden heeft?
Den Amsterdamschen Hermes, deel 1, afl. 28, 7 april 1722, p. 218-220 – Conference CXII-II
5. De Slaap
Den Amsterdamschen Hermes, deel 2, afl. 15, 5 januari 1723, p. 105 [= 113]-114 – Conference CI-I
6. Een vertoog in Faveur van de Dichtkunde en De verdediging van Hermes
Den Amsterdamschen Hermes, deel 2, afl. 28, 6 april 1723, p. 218-221 – Conference LV-II
7. Verslapt de Liefde na ’t Genot? 
Den Amsterdamschen Hermes, deel 2, afl. 36, 1 juni 1723, p. 282-284 – Conference CLXXIV
8. Een onverschrikte beschryving van de Vrees 
Den Amsterdamschen Hermes, deel 2, afl. 39, 22 juni 1723, p. 305-310 – Conference CCXXVI [Engels CC]
9. Een Ontwerp over de Koopmanschap 
Den Amsterdamschen Hermes, deel 2, afl. 40, 29 juni 1723, p. 315-318 – Conference [No 80] [Engels CLXXIX]
10. Over het Koekoeksdom 
Den Amsterdamschen Hermes, deel 2, afl. 43, 20 juli 1723, p. 337-340 – Conference XXVIII-II
11. Blooheid en Roekeloosheid
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 1, afl. 23, 13 maart 1724, p. 181-182 – Conference CXV-II 
12. Wat is beter, het Huuwlyk, of iets Anders?
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 1, afl. 26, 3 april 1724, p. 202-204 – Conference CXLI
13. De Broeders des Roozekruis
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 1, afl. 31, 8 mei 1724, p. 241-242 [= 246] – Conference CLXXXXIX [Engels CXCIII]
14. Het Boek M
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 1, afl. 31, 8 mei 1724, p. 242-243 [= 246-247] – Conference CCIII [Engels CXCIV]
15. Over het Hoofdhaair 
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 4, 6 november 1724, p. 25-29 – Conference CXLIX
16. Een Vertoog over de Muziek
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 5, 13 november 1724, p. 33-28 [= 38] – Conference CLXXVI
17. Wat zou beter zyn, dat geene te weeten, dat alle Menschen reeds weeten, of dat te weeten, dat zy nog niet weeten? 
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 17, 31 januari 1724, p. 130-133 – Conference CLXXV
18. Een Vertoog over de Masquerades / Masquerades
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 21, 5 maart 1725, p. 162-166 – Conference CCLXXXII (Engels CCXVIII]
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 33, 28 mei 1725, 258-262 – Conference CCLXXXII (Engels CCXVIII]
19. De Gewoonte
Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 25, 2 april 1725, p. 194-198 – Conference LXIII-II
20. Wie dat de verliefste Gesteltenis heeft, de Vrouw of den Man?
Den Echo des Weerelds, deel 1, afl. 30, 13 mei 1726, p. 235-238 – Conference XIV-II

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.