De geneeskrachtige werking van ipecacuanha, of hoe dokter Helvetius zijn fortuin maakte
dinsdag 7 mei 2019 – In Den Echo des Weerelds (deel 1, afl. 45, 26 augustus 1726, 353-360) voeren een landloper en een filosoof een discussie over de Onkunde en de Kennis.1 Volgens de landloper is de onkunde ‘de Kraambewaardster van de Eenvoudigheyt’, terwijl de kennis van de mens altijd onvolmaakt is. Onkunde is ook minder geneigd tot ondeugd dan kennis.
De filosoof is het hier niet mee eens. Het verstand is juist de gids van de wil, meent hij. Daar komt nog bij, dat ‘de Kennis een verstandig Man by nacht en by ontyde voorlicht met een heldere Wastoorts, daar de Onkunde in het duyster loopt grobbelen met een uytgedompt Koningskaersje in een eng Slonsje’. [= dievenlantaarntje]
Op de vraag van de landloper waaraan wij alle uitvindingen hebben te danken, antwoordt de filosoof: ‘Aan de Kennis, aan de Weetenschap, en aan de Wysbegeerte’. De landloper gaat hiertegen in. ‘Aan de Voering van je Zusters Hoepelrok, geleerde Nar, aan het Geval, en dat zal ik je aantoonen’.
Uitvindingen hebben wij veelal te danken aan het toeval. Als voorbeelden noemt de landloper: het buskruit, de zeilsteen, het vergrootglas, de verrekijker en het slingeruurwerk. Vervolgens vertelt hij het verhaal van dokter Helvetius, die heel rijk werd door de toevallige ontdekking van de geneeskrachtige werking van de Braziliaanse wortel ipecacuanha.2
Adriaan Helvetius (1662-1727), tweede zoon van Johan Frederik Helvetius, werd met allerlei nieuwe geneesmiddelen naar Parijs gestuurd om daar zijn fortuin te maken. Dat gebeurde niet en de jonge arts keerde weer terug naar Den Haag. Enige tijd later stuurde vader Helvetius zijn zoon opnieuw naar Parijs.
Een zieke drogist ontbood de artsen Aforti en Helvetius. Zij bezochten de zieke en wisten de drogist te genezen. Als dank bood de drogist Aforti vijf à zes pond ipecacuanha aan, maar de arts zag liever geld. Daarop kreeg de jonge Helvetius de plant in zijn bezit. Hij bereidde een geneesmiddel, testte het in een hospitaal en ontdekte dat het een uitstekend geneesmiddel was tegen ‘de Eb en Vloed van het Bloed’. Door heel Parijs liet hij advertenties aanplakken.
Hierop werd Helvetius aan het hof ontboden. De eerste geneesheer van de faculteit, monsieur d’Aquin, dacht dat Helvetius een kwakzalver was, maar Helvetius bewees dat zijn nieuwe geneesmiddel echt werkte. De koning beval aan Helvetius 24.000 gulden voor zijn geheim te betalen. Vanaf dat moment ging het Helvetius alleen nog maar voor de wind. Het verhaal gaat dat hij op zijn tweeëndertigste al een vermogen had van honderdduizend rijksdaalders.
Er bestaan verschillende versies van dit verhaal. Zo zou Helvetius van Lodewijk XIV het alleenrecht hebben gekregen om ipecacuanha te verkopen. Hij verkocht zijn recept als adequaat geneesmiddel tegen dysenterie. In 1688 besloot hij zijn alleenrecht te verkopen aan de Franse regering.3
Weer een andere bron vertelt dat Helvetius een partij ipecacuanha had gekocht van de Parijse koopman Garnier. Hij vermaalde de wortel tot poeder en legde hiermee de basis van een goede dysenteriebehandeling. Lodewijk XIV kocht zijn geheim voor 1000 gouden Louis en gaf hem het privilege van alleenverkoop.4 Ook wordt er verteld dat Helvetius de dauphin genas van dysenterie.5
De versie zoals Weyerman die vertelt, vond ik terug in Mélanges d’histoire et de litterature (Parijs 1700, deel 1, p. 42-45). Deze bron zijn we ook al tegengekomen in Voetnoot 87, Voetnoot 97 en Voetnoot 98.6
Ipecacuanha staat in het Nederlands bekend als braakwortel. Als iemand vergif had binnengekregen, kon braakwortel ervoor zorgen dat het vergif snel werd uitgespuugd. In Voetnoot 98 heb ik al geschreven dat in de tijd van Lodewijk XIV veel rivalen aan het hof uit de weg werden geruimd door middel van vergif. Er was een heus gifschandaal. Wie vermoedde dat hij vergiftigd was, kon met dit geneesmiddel de maag snel ledigen.
Er is één probleempje waar ik niet uitkom: de betekenis van het woord ipecacuanha.
Ook hier spreken de bronnen elkaar tegen. Volgens de een noemde de Portugese monnik Tristan, die van 1570 tot 1600 in Brazilië verbleef, de plant Igpecaya en Pigaya, beide naar het Portugees ‘i-pekaa-guéne’ (wegkant ziekmakende plant).7
Volgens een ander is Ipecac een inheems Braziliaans woord, dat in het Guarani zoiets betekent als ipé, klein; kaa, plant; quanà, braken.8
Als laatste betekenis vond ik dat ipecacuanha is afgeleid van de Tupi-taal, die gesproken wordt door het Tupi-volk in Brazilië en betekent het ‘eendenpenis’. Waarschijnlijk slaat dat op het kleine fallusvormige zaadje van de plant.9
Welke taalkundige weet het juiste antwoord? –Jan Bruggeman
Noten
1. Het is heel goed mogelijk dat Weyerman de dialoog tussen de landloper en de filosoof ook heeft ontleend aan een bron, maar die heb ik nog niet gevonden.
2. Over Helvetius en ipecacuanha werd al eerder geschreven door Rietje van Vliet in enkele bijdragen voor de website van de Stichting JCW: ‘Den geweezen geneesheer Helvetius’ (vrijdag 1 mei 2009), ‘Het Gouden Kalf’ (vrijdag 1 mei 2009), ‘Helvetius als Haags kwakzalver’ (zondag 3 mei 2009) en ‘Serendipiteit’ (maandag 4 mei 2009).
3. ‘De geneeskracht van braakwortel of ipedawortel’.
4. ‘Ipecacuanha of braakwortel, oude kruidenglorie’.
5. T.E.C. Jr., ‘A brief History of Ipecac (Ipecacuanha)’, in: Pediatrics, 46, (juli 1970), nr. 1. Uitgebreide informatie over het leven van Adriaan Helvetius is te lezen in Teunis Willem van Heiningen, ‘La dynastie des Helvétius’, in: Histoire des Sciences médicales 48 (2014), 447-456.
6. Ik raadpleegde de tweede, uitgebreide editie (Parijs 1700). Er bestaat ook een Rotterdamse uitgave uit datzelfde jaar. Hier staat de passage op p. 44-47. De eerste druk van de Mélanges d’histoire et de littérature dateert uit 1699. Hiervan heb ik nog geen gedigitaliseerd exemplaar gevonden.
7. ‘Ipecacuanha of braakwortel, oude kruidenglorie’.
8. T.E.C. Jr., ‘A brief History of Ipecac (Ipecacuanha)’.
9. ‘De geneeskracht van braakwortel of ipedawortel’.