Voetnoot 167

Twee vertogen van Anthony Ashley Cooper, derde graaf van Shaftesbury

dinsdag 28 juli 2020 – Weyerman ontmoet op een verkoping van schilderijen in Haarlem een heer die slechts komt kijken en niet van plan is iets te kopen.[1] Hij bezit namelijk al een schilderij waarmee hij zijn eerbied voor Pictura betuigt. Weyerman vraagt of hij dat mag zien. Wanneer de heer met dit verzoek instemt, gaan ze samen naar diens buitenplaats om het werk daar te bekijken. 

Het schilderij stelt de vrijheid voor in de gedaante van een maagd, met in haar rechterhand een speer met een hoed. De voorstelling inspireert Weyerman tot het houden van een kort vertoog over de vrijheid. Na anderhalve pagina vindt de heer het serieuze vertoog wel voldoende en vraagt hij:

Is ’er ook iets tot lof te zeggen over de vrye Styl eenes Schryvers, zo wel als over de gelukzalige staat der Inwoonders onder een vrye Regeering?
Ja myn Heer, (andwoorde den Echo des Weerelds) en daar van zal ik uw een flaauwe Schets afmaalen.[2]

Onder een vrije stijl verstaat Weyerman in het bijzonder een aangename raillerie over en tegen alle voorkomende gebreken. Raillerie betekent scherts of bespotting. Weyerman vervolgt met een vertoog over dit onderwerp:

De Staatkundigen hebben eertyds de aangenaame Raillery omhelst, en de deftigste Onderhandelingen zyn behandelt geworden met het Air van een Scherts en van Boertery. De grootste Onderhandelaars zyn de merkwaardigste Bootsemaakers geweest, en de beruchtste Schryvers waaren eertyds de grootste Uythaalders in een boertige Styl.[3]

Beide vertogen ontleende Weyerman aan twee werken van Anthony Ashley Cooper, derde graaf van Shaftesbury (1671-1713). Voor het vertoog over de vrijheid gebruikte hij The moralists. A philosophical rhapsody (1709) en voor het vertoog over de raillerie Sensus communis. An essay on the freedom of wit and humour (1709).[4]

Shaftesbury behoort samen met Locke, Sydney, Toland, Bayle en nog enkele anderen tot de kring rond Benjamin Furly (1636-1714), koopman-quaker te Rotterdam. De Engelse graaf woonde enige tijd in Rotterdam, maar zijn zwakke gezondheid noodzaakte hem uiteindelijk te verhuizen naar Napels.[5]

De meeste werken voltooide Shaftesbury aan het begin van de achttiende eeuw. Sensus communis verscheen in 1709 in Londen. Een jaar later kwam er al een Franse vertaling uit bij de Haagse boekverkoper Henri Scheurleer. Lange tijd heeft men gedacht dat Justus van Effen de vertaler ervan was, maar tegenwoordig houdt men Pierre Coste (1668-1747) hiervoor verantwoordelijk.[6] Ik veronderstel dat Weyerman het driedelige verzameld werk van Shaftesbury heeft gebruikt: Characteristicks of men, manners, opinions, times (Londen 1711), of de tweede vermeerderde druk uit 1714-1715.

Shaftesbury is een der voornaamste propagandisten van het deïsme. Daarnaast loopt zijn moraalfilosofie vooruit op die van Immanuel Kant (1724-1804). De Friedrich-Alexander Universität in Erlangen-Nürnberg heeft een groot project rond Shaftesbury opgezet. Op de indrukwekkende website staat uiteraard een bibliografie met ook een overzicht van vertaalde werken van de Engelse filosoof.[7] Er wordt slechts één werk van hem genoemd dat in het Nederlands is vertaald: Een brief over geestdryvery (Rotterdam 1709).[8]

Ik ben benieuwd hoe snel de Duitse onderzoekers deze Voetnoot ontdekken en Weyermans ontleningen toevoegen aan hun website. De vondst die ik hier beschrijf, is om meerdere redenen belangrijk. Er is weer een nieuwe auteur met nieuwe bronnen ontdekt, waar Weyerman uit heeft geput. Maar nog belangrijker is dat de essays van Shaftesbury dateren uit het begin van de achttiende eeuw, terwijl de eerder gevonden wijsgerige werken die Weyerman gebruikte, zeventiende-eeuws waren. Weyerman heeft dus al vroeg oog gehad voor het werk van de vrijdenker Shaftesbury. – Jan Bruggeman


[1] Den Echo des Weerelds, dl. 1, afl. 24 (1 april 1726), p. 185-192.

[2] a.w., p. 190.

[3] a.w., p. 190.

[4] Ook de beschrijving van de zinnebeeldige figuur van de vrijheid en de inleiding van het vertoog vinden we terug in The moralists. A philosophical rhapsody, p. 69-70. De vertogen hebben in Den Echo des Weerelds geen aparte titel.

[5] Elly Groenenboom-Draai schreef uitgebreid over Furly en zijn kring in haar proefschrift De Rotterdamse woelreus (Amsterdam/Atlanta 1994), p. 35 e.v.

[6] P.J. Buijnsters, Justus van Effen (1684-1735). Leven en werk (Utrecht 1992), p. 59-62.

[7] Zie de website Shaftesbury Project (geraadpleegd 24 juli 2020). 

[8] Dit werk wordt in Picarta ook toegeschreven aan Robert Hunter en Jonathan Swift. Ook de Friese dominee-dichter Rinse Posthumus (1790-1859) vertaalde een fragment uit The moralists en voorzag dit van een voor- en narede: Lofzang op God in de natuur (Dokkum 1841).

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.