Voetnoot 190

Een niet erg doorzichtige samenspraak

donderdag 7 januari 2021 – De gesprekken die Weyerman in 1726 in de Maandelyksche ‘t Zamenspraaken opnam, gaan niet allemaal tussen beroemdheden. Eerder besprak ik al de samenspraak tussen Kidi en Saaki. Ook de vierde samenspraak is kort en wordt gehouden door niet direct vertrouwde personages; het is een ‘’t Zamenspraak tussen Balsamina en een Steenbok’ … In het themanummer uit 1997 van de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman liet Rietje van Vliet haar licht over dit ondankbare onderwerp schijnen.[1] 

Wat Weyerman met dit schrijfsel anders beoogde dan het vullen van bladen, heb ik niet begrepen. Het begint er al mee dat niet wordt aangegeven wie van de twee, Balsamina of de steenbok, het tijdelijke bestaan voor het eeuwige ingeruild heeft. Ze praten allebei, maar of er naast het bladvullen, anders dan dat het om pure fantasie gaat, een goede reden is waarom hun gesprek in de ’t Zamenspraaken tusschen de Dooden en de Levenden is opgenomen, is mij een raadsel. Evenmin is glashelder wie er met Balsamina en haar steenbok zijn bedoeld: Weyerman geeft ons te weinig en te vage details over hun leven om de samenspraak als een rake persoonlijke aanval te kunnen zien. Aan wat Rietje van Vliet destijds over de personages geopperd heeft heb ik niets toe te voegen.

De vertelling zelf is ronduit zwak. Balsamina en de steenbok mogen zonder twijfel ervaren genoemd worden: na uitgebreid te hebben rondgekeken en goed te hebben geleefd, hebben ze elkaar in een huwelijk gevonden. Volgens Balsamina is de steenbok ook op het gebied van ‘de volgeschonke Kelken en de Heydelbronsche Wynroemers’ zeer deskundig. Zij vraagt hem daarom een exposé te geven over de geschiedenis van het produceren van glazen voorwerpen. 

De steenbok vertelt het verhaal van de ontdekking van het materiaal glas tot aan de vervaardiging van glazen objecten in de Romeinse tijd. Hij verlevendigt dat door halverwege een korte zijsprong in te lassen naar de Bossche Rariteitenkamer. Daarna herinnert hij zich een glasverhaal dat hem ooit door een reiziger verteld is. 

Die reiziger ontmoette ooit een kluizenaar die een vrouw bleek te zijn. Ooit was ze een jong meisje uit een rijke familie. Ze werd verliefd op de West-Indische bediende die aan haar cadeau gedaan was. Haar vader liet, toen hij dat ontdekte, de jongeman vermoorden. Zij heeft hem geconserveerd in een glazen doodskist en heeft zich met die kist als kluizenaar teruggetrokken. Op het zien van het lijk in de kist werd het de reiziger te machtig, waarna hij er gillend vandoor ging.

Einde van het glasverhaal. Einde van de samenspraak.  

Waarom dan toch een stukje online gezet over zo’n verhaal? Natuurlijk heeft dat met de bronnen van Weyerman te maken. Met de afsluitende vertelling, of, zoals Weyerman die noemt, ‘De Martelaares des Satans’, vertelt Weyerman vermoedelijk een verhaal van een andere auteur na. Ik ben er echter niet in geslaagd een vergelijkbaar verhaal te vinden dat van vóór 1727 dateert. Dat ligt anders bij de geschiedenis van de glasproductie in de Oudheid. De steenbok laat zich terloops ontvallen dat 

een befaamt Franschman de hand [heeft] geslaagen aan den Glaskorf, en ‘er een glaaze Vertoog over [heeft] opgestelt a la Francoise.

En zo’n Frans voorbeeld is er: een luxe Franse publicatie uit 1717 bevat de verhandeling ‘De l’Origine du Verre, et de ses differents usages chez les Anciens’. Weyerman heeft overduidelijk deze tekst gebruikt.[2] De mogelijkheid bestaat dat deze tekst ook in andere werken is afgedrukt, maar die kan ik helaas nog niet aanwijzen. Bovendien wees Jan Bruggeman me erop dat juist deze Franse bundel ook de nodige bijdragen over munten en penningen uit de Oudheid bevat, een onderwerp dat Weyerman bijzonder aansprak.[3] Daarmee is vooralsnog deze Histoire de l’Académie Royale des Inscriptions hét aangewezen werk om de bron van Weyerman te zijn geweest. Zijn vertaling komt tot in detail met de Franse tekst overeen. Voor de twee verschillen die er zijn, is een goede verklaring te geven.

Het ene verschil is dat Weyerman bij de literatuurverwijzingen licht afwijkende namen geeft: van Antoine de Nery heeft hij de voornaam verdietst tot Anthony. De namen P. Kircher [P.= Père] en M. Saumaise [M.= Monsieur] heeft hij gelatiniseerd tot ‘den Jesuiet Kircherus en den beruchte [= beroemde] Salmasius’. Weyerman was met het werk van beide auteurs vertrouwd (of kende in ieder geval verwijzingen naar hun werken), en zo hij al niet wist dat Kircher een Jezuïet was, dan kon hij dit onder meer in de Grand dictionaire van Moréri vinden. 

Het andere verschil is dat het begin van de glasgeschiedenis bij Weyerman gedetailleerder is. De Franse tekst noemt slecht kort de rivier de Bélus. Weyerman heeft het verhaal aangevuld met de informatie uit de Natuurlijke historie van Plinius, boek 36, hoofdstuk 26. Dit werk behandelt eveneens de herkomst van glas.[4] Uit welk werk Weyerman deze uitbreiding overgenomen heeft, kan ik niet aangeven, maar tot nu toe vond ik de volledige tekst van Plinius zoals Weyerman die gebruikte alleen terug in Latijnse edities van de Natuurlijke historie, en niet in een, bijvoorbeeld Franse, vertaling.

Samenvattend: het is niet duidelijk wat Weyerman anders wilde met deze samenspraak dan geld verdienen. Maar het is wel iets duidelijker geworden hoe hij bij het schrijven ervan te werk gegaan is, en er is weer een titel toegevoegd aan de reconstructie van zijn imposante bibliotheek. – Jac Fuchs


[1] Rietje van Vliet, ‘Glazige weiden. De samenspraak tussen Balsamina en de steenbok’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 20 (1997), p. 97-106.

[2] Histoire de l’Académie Royale des Inscriptions et Belles Lettres, depuis son establissement jusqu’à present. Avec les mémoires de littérature tirez des registres de cette Académie, depuis son renouvellement jusqu’en M.DCCX, deel 1 (Parijs 1717), p. 109-113. Weyerman hield het tegen het einde van p. 112 voor gezien.

[3] Uiteraard mijn dank aan Jan Bruggeman voor deze opmerking.

[4] De link verwijst naar: Gaius Plinius Secundus, Naturalis historiae, deel 3 (Rotterdam 1668), p. 689, maar er waren natuurlijk veel meer edities van dit werk in omloop.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.