Voetnoot 203

Een dichter met zelfspot

donderdag 11 maart 2021 – In Voetnoot 200 vroeg Jan Bruggeman aandacht voor verhalen die Weyerman meer dan één keer verteld heeft. Het toeval wilde dat ik er deze week nog een bij vond. In de eerste aflevering van Den Laplandschen Tovertrommel vertelt Weyerman namelijk terloops een anekdote over een beroemd Italiaans dichter:[1]

Dat veldlied deet my gedenken aan veele verdienstige dichters, die jammerlyk mishandelt zyn geweest by hunne tydgenooten, en ik gedacht inzonderheyt aan een berucht Italiaans Poëet, *die niet onaardiglyk zegt, ten opzigte van dat rinkinkent beroep, dat indien hy een hoedenwinkel had opgezet, waarschynlyk de natuur den mensch hoofdeloos zoude hebben voortgebragt.
* Een deerlyk Poëet, wiens leevensloop wiert onderschept door den hongersnoot.

Deze dichter was duidelijk niet voor het geluk geboren. Maar wie was het?

Deze anekdote lijkt in Weyermans tijd nog niet in het Engelse taalgebied doorgedrongen te zijn. Maar in Google Books zoeken met de Franse termen ‘chapelier’ en ‘sans tête’ levert heel wat resultaten op. In de negentiende eeuw komt deze grap voor in toneelstukken, in een Franse vertaling van een roman van de Engelse schrijver Bulwer Lytton, en in allerlei lokale varianten onder meer over mannen uit Gascogne, de Provence en de regio Fribourg. Begin achttiende eeuw werd de grap al verteld over een officier uit Gascogne.

In twee publicaties van vóór 1720 is een Italiaanse dichter de hoofdpersoon: het blijkt te gaan om Cesare Caporali (1531-1601). Van die twee publicaties geeft Naudaeana et Patiniana (1703), dat uitspraken bevat van Gabriel Naudé en Guy Patin, de meeste details:[2]

Caesar Caporali étoit un Poëte Italien Modenois, Secretaire d’un Cardinal à Rome. […] Il à toûjours été pauvre & malheureux. Il disoit à ce sujet, que si le hazard l’avoit fait du métier de Chapelier, Dieu auroit fait naître les hommes sans tête.

Weyerman laat vaak namen van bekende wereldburgers in zijn verhalen achterwege, maar in de Tovertrommel lijkt geen sprake te zijn van een bewuste afweging. Hij geeft nauwelijks details. De anekdote komt waarschijnlijk van ver. Misschien heeft hij de anekdote lang geleden gelezen en was de naam hem ontschoten. Mogelijk heeft hij het verhaal in zo’n beknopte vorm horen vertellen. Niettemin meende ik de naam Caporali eerder bij Weyerman tegengekomen te zijn. Die herinnering bleek te kloppen. In de Den Amsterdamschen Hermes heeft Weyerman een vergelijking tussen Caporali en Argus (Hermanus van den Burg) opgenomen, die natuurlijk niet in het voordeel van Van den Burg uitvalt:[3]

Caesar Caporali was een Poëet, ruim zo verdienstig als Argus, en ruim zo ellendig. Want schoon hy geheimschryver was van een Kardinaal, en dat Argus kastelyn is van een Kamerpoes, echter is d’een noch d’ander ooit Familiaar geweest met de Godinne des overvloeds. […] Caporali zei; indien ik het hoeden-maaken geleerd had, zoude de kinders zonder hoofd de wereld hebben bezogt. En Argus balkt; indien ik de Ellekonst meêr, en de Schermkonst min bestudeert had, zou ik gelukzaliger zyn geweest. Want een Winkelier moet geen Floret verstaan, die in de occasie geen degen durft gebruiken.

Het citaat uit de Tovertrommel wekt de indruk dat Weyerman een verhaal uit zijn herinnering heeft opgediept. Bij Den Amsterdamschen Hermes kijk ik er anders tegenaan. Daar is Weyerman weliswaar heel vrij met het verhaal omgegaan, maar zijn bewerking en de tekst in de Naudaeana hebben dezelfde opbouw en bevatten dezelfde details als het origineel. Daar zit hij wél dicht op een bron. Die lag hem nog vers in het geheugen, of hij heeft hem er zelfs voor opgeslagen. En die bron zou goed de Naudaeana kunnen zijn geweest. – Jac Fuchs


[1] Jacob Campo Weyerman, Den Laplandschen Tovertrommel, afl. 1 (2 juli 1731), p. 2. 

[2] Gabriel Naudé, Naudaeana et Patiniana (Amsterdam 1703), deel ‘Naudaeana’, p. 123. Tegen het einde van dit deel, op p. 231-232, zijn een correctie en een uitgebreide aanvulling op het verhaal over Caporali afgedrukt.

[3] Jacob Campo Weyerman, Den Amsterdamschen Hermes, deel 1, afl. 22 (24 februari 1722), p. 173.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.