Voetnoot 207

De etymologie van het woord koekoek

donderdag 8 april 2021 – De Rotterdamse boekverkoper Arnold Willis is een koekoek, Isaac Simons is een koekoek en Lambert Pain et Vin is, als we Weyerman mogen geloven, zelfs een aartskoekoek.[1]

In het werk van Weyerman komen we heel wat bedrogen echtgenoten tegen. Diverse teksten hebben als onderwerp het koekoekschap. Zo schreef Weyerman een blijspel De gehoornde broeders,[2] vertaalde hij een toneeltekst ‘De rechtbank der koekoeken’ (zie Voetnoot 79) en legde hij uit hoe de plaats Cuckold’s Point (Koekoekspunt) bij Greenwich aan zijn naam is gekomen (zie Voetnoot 58). Het is dan ook niet zo vreemd dat Weyerman in zijn tijdschrift Den Amsterdamschen Hermes een verhandeling schreef over de etymologie van het woord koekoek.[3]

Hierin gaat hij ver terug in de tijd. Hij vertelt dat Plinius al schrijft dat wijngaardeniers, die pas met snoeien begonnen als zij de koekoek hoorden zingen, zelf ook koekoeken werden genoemd, in de betekenis van ‘luiaards’. In de regel begonnen zij namelijk vijftien dagen later met snoeien dan gebruikelijk was. Dit scheldwoord is mogelijk overgegaan op mannen die door hun onverschilligheid of luiheid zoveel vrijheid aan hun vrouwen geven dat zij daarvan misbruik maken.[4] Weyerman verwoordt het als volgt: 

Uit dien hoofde noemt men een vertzaagt, en eerloos kaerel een Koekoek, die zyn echt spaerpotje overgeeft aan een tweede, om daar in een spaarpenning te steeken.[5]

Anderen beweren dat het woord ‘cocu’ is afgeleid van het woord ‘coquus’, een kok, ‘die het Vleesch daar hy een ander op trakteert, eerst koopt in de vleeshal des huuwlyks, en dat naderhant, ten duursten, uitvent aan de hongerige lekkerbekken’.[6]

De Amsterdamsche Hermes is echter een andere mening toegedaan. Hij meent dat het woord ‘cocu’ ontstaan is uit het woord ‘coccyx’, dat stuitbeen betekent, ‘want het is op dat Aambeelt, dat de Koekoeken gesmeed worden, of daar omtrent’.[7] Weyerman vervolgt met:

Het Koekoekschap is een ingebeelde Quaal, gelyk als de Wolfwording een ingebeelde ziekte is, want zo min als een Man door het smeerpotje van een Toveres kan hervormt worden in een rouwhaerigen Weerwolf, zo min kan een getrouwde, door het smeerpotje van een schoone Vrouw, herschept worden in een gehoornde Bul.[8]

Als het koekoekschap een reële schande zou zijn, dan zou die schande universeel zijn, maar dat is niet waar. Weyerman geeft daar enkele voorbeelden van. Bij de Abessijnen is het gebruikelijk dat de opperpriester de eerste man is die de vrouwen ontmaagt. Bij sommige oosterse volkeren stelt de man zijn vrouw graag ter beschikking aan degene die hem een olifant schenkt. 

Fragmenten van deze verhandeling vond ik terug in The Athenian Oracle uit 1704.[9] Deze driedelige uitgave bevat een compilatie van vragen en antwoorden uit het tijdschrift The Athenian Mercury of The Athenian Gazette, dat tussen 1691-1697 verscheen. In dit tijdschrift werden de meest uiteenlopende vragen beantwoord. John Dunton, de hoofdredacteur, werd bijgestaan door verschillende medewerkers om alle ingestuurde vragen te kunnen beantwoorden. Het originele tijdschrift heb ik niet kunnen raadplegen maar ik zag wel een index, waarin staat dat ‘Cuckoldry, the word and infamy’ te vinden is in v. 1. n. 20. q.8 (= deel 1, afl. 20, vraag 8).[10]

Ik ging ervan uit dat Weyerman voor zijn betoog gebruik had gemaakt van twee of meer bronnen, maar Jac Fuchs bespaarde mij een lange zoektocht. Hij wees mij op het hoofdstuk ‘Of Cuckoldry’ in A general collection of discourses of the virtuosi of France, upon questions of all sorts of philosophy, and other natural knowledge.[11] Hierin staat de volledige tekst zoals Weyerman die heeft bewerkt voor zijn tijdschrift Den Amsterdamsche Hermes, inclusief het voorbeeld van de Abessijnen en het gebruik bij sommige oosterse volkeren.

The Abyssines take it not ill that their High Priest lyes with their Wives on the marriage-night, to purifie them. The people of the East Indies permit the injoyment of their Wives to those who give them an Elephant, being proud of having a Wife valu’d at so high a price.[12]

Het Engelse werk bestaat uit twee delen en is op zich weer een vertaling van het Franse tijdschrift Les Conférences du Bureau d’Adresse (1633-1642) van Théophraste Renaudot (zie Voetnoot 105). De tekst van Weyerman staat in het eerste deel.[13]

De twee Engelse delen bevatten 240 conferences; het Franse tijdschrift 348. Jac Fuchs en ik onderzoeken op dit moment of Weyerman ook onderwerpen heeft overgenomen die uitsluitend in het Frans zijn verschenen. Daar zal in een volgende voetnoot over geschreven worden. – Jan Bruggeman


[1] Voor Arnold Willis, zie: Konstschilders, deel 1 (1729), p. 190; Isaac Simons, zie: Maandelyksche ’t Zamenspraaken (1726), p. 199; Pain & Vin, zie: Den Amsterdamschen Hermes dl. 2, afl. 43 (20 juli 1723), p. 337.

[2] De gehoornde broeders ofte vrouwelyk bedrog (t’Abdera [z.j.]).

[3] Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 43 (20 juli 1723), p. 337-340.

[4] Premiere centurie des questions traitées ez conferences du Bureau d’Adresse (Parijs 1638), p. 229.

[5] Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 43 (20 juli 1723), p. 338.

[6] Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 43 (20 juli 1723), p. 338.

[7] Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 43 (20 juli 1723), p. 338.

[8] Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 43 (20 juli 1723), p. 338.

[9] The Athenian Oracle: being an entire collection of all the valuable questions and answers in the old Athenian Mercuries, deel 3 (Londen 1704), p. 472-473.

[10] [John Dunton], The Young-students-library, containing extracts and abridgments of the most valuable books printed in England, and in the forreign journals, from the year sixty five, to this time (Londen 1692).

[11] A general collection of discourses of the virtuosi of France, upon questions of all sorts of philosophy, and other natural knowledge (Londen 1664), Conference 28-II, p. 171-174. 

[12] A general collection of discourses of the virtuosi of France, upon questions of all sorts of philosophy, and other natural knowledge (Londen 1664), Conference 28-II, p. 172.

[13] Premiere centurie des questions traitées ez conferences du Bureau d’Adresse (Parijs 1638), Conférence 28-2, ‘Du Cocüage’, p. 228-232. Ik raadpleegde de vierde editie van 1638.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.