Voetnoot 210

De bende van Cartouche in Milaan

donderdag 22 april 2021 – In aflevering 43 van de tweede jaargang van Den Amsterdamschen Hermes becommentarieert Weyerman enkele berichten uit de krant. Een daarvan wil ik nader bekijken en bespreken.

Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2, afl. 43, 20 juli 1723, p. 343.
Milaan. Men heeft alhier bericht gekreegen, dat zeer veel Gaauwdieven van de Societeyt van Cartouche na Italien afzakken, weshalven men order gegeeven heeft, om dat gespuis, zo veel als ’t doenlyk is, van onzen bodem te houden.
Had
 Milaan die voorzorg genomen, ten opzigt van Lojolas Schallebyters, en Norbertus Vlindertjes, die aldaar zo weelig voortspruiten, als heulzaad, en die niet te ontwortelen zyn dan door een Aardbêving, Italien zou haar konnen beroemen van een Paralel te zyn aan ’t Lust-paleis van Eden. Hermes, was voorneemens om zig hier over uit te breiden, maar, in steé van zyn eigen gedachten, zal hy zyn Leezers beschenken, met het onvervalscht Conterfytsel dat † Clemangis een roomsch Katoliek heeft afgeschetst, na zyn gewyde Tydgenooten. 
Zo ’er een Kaerel is, die te lui is om te gaapen, die belust is om te wandelen in de Roose-laan der wellust, en die het brood der Luiaards wil eeten, laat die een haire Krans opzetten, en zig by zyn Medepaapen, die vry erger leeven dan Epikureers, vervoegen. Laat hy die fyne Palingen vergezelschappen, die Slampampers, die gelyk als een troep optrekkende Studenten, kroeg uit, kroeg in, loopen zwarmen; laat hy met die Medepaapen, heulen, die, wanneer zy vol en dol zyn, als een Gespan van Moffen, die Broederschap hebben gezoopen, al de H. vervloekken uit den Lovenschen Almanak; die, gelyk als Panharingen, hunne licghaamen fruiten, in den Olie der Onkuisheid, en zo voorts.
† Si quis desidiosus est, si quis a labore abhorrens……
Clemangis de corrupto Ecclesiæ statu.

Weyerman begint met het aanhalen van een krantenbericht dat te lezen staat in de ’s Gravenhaegse Courant van 9 juli 1723. Jac Fuchs reisde tussen twee lockdowns naar Den Haag en maakte in het Gemeentearchief een foto van deze krantenaflevering. Daarin staat het volgende te lezen:

’s Gravenhaegse Courant, 9 juli 1723
Milaen den 19 Juny. […] Men heeft van verscheyde kanten naricht gekreegen, dat zeer veele gaeuwdieven van de bende van Cartouche, uyt Vrankryk by hoopen en langs verscheyde wegen na Italien afzakken; weshalven men overal ordre gegeeven heeft om dat gespuys, zo veel mogelyk is, van onzen bodem te houden.

Weyermans ironische commentaar is tweeledig. Allereerst verwijt hij het stadsbestuur van Milaan dat het eertijds niet krachtdadig is opgetreden tegen de orde der jezuïeten en die der norbertijnen, terwijl het dat nu wel doet tegen de bendeleden van Cartouche.

Wie was die bendeleider Cartouche? Louis-Dominique Cartouche (1693-1721) sloot zich op jeugdige leeftijd al aan bij een groep zigeuners, van wie hij het beurzensnijden en allerlei oplichterstrucs leerde. In het leger leerde hij omgaan met wapens en daarna werd hij hoofd van een roversbende. Eind 1717 ging hij samenwerken met de struikrover François-Louis Gruthus de Châtelet. De bende telde op haar hoogtepunt honderden leden, die de route tussen Versailles en Parijs onveilig maakten. Uiteindelijk werd Cartouche door zijn compagnon verraden en op de Place de Grève in 1721 in Parijs terechtgesteld.

Kersteman vertelt in zijn biografie twee verzonnen anekdotes over Weyerman en Cartouche. Op weg naar Lyon zou Weyerman in een herberg een ontmoeting hebben gehad met Cartouche. Hij ontving van de bendeleider een beurs met geld en enkele ‘lootjens’, die hij kon laten zien als hij zou worden overvallen. In Lyon ontdekte Weyerman dat de vrouw van de spiegelmaker, bij wie hij zijn intrek had genomen, een affaire had met Cartouche. Weyerman verraadde de ware identiteit van Cartouche niet aan de vrouw en hij vertelde ook niets van hetgeen hij had gezien aan haar echtgenoot. Daarvoor werd hij door de hospita beloond en genoot hij haar gunsten, die zij hem eerst niet wilde verlenen.[1]

Het krantenbericht is voor Weyerman ook aanleiding om een felle anti-katholieke opmerking te maken, ontleend aan Clemangis (1363-1437). Weyerman vermeldt hierbij keurig de titel van zijn bron: De corrupto Ecclesiæ statu.

Nicolas Clemangis (of: de Clamanges) (1363/64-1437) is de auteur van De ruina et reparatione Ecclesiæ (vert. Over het verval en de hervorming van de Kerk), in de 16e eeuw bekend onder de titel De corrupto Ecclesiæ statu, voor het eerst verschenen in 1483 en vervolgens in 1519. Dit pamflet is een felle aanklacht tegen het verval van de geestelijken in Clemangis’ tijd. In 1613 verscheen in Leiden bij Elzevier de Opera omnia van Clemangis.[2]

Het is mogelijk dat Weyerman het werk van Clemangis heeft gelezen, maar het door hem vertaalde fragment vond ik ook terug in andere publicaties, onder andere in Pauselicke Heiligheit, Dat is, catholyck ende avthentyck vertoogh, dat Iohannes, gemeenlick Paus Iutte genoemt, een vrouvve gevveest is (Wezel 1635).[3]

Ook in het tweede deel van Weyermans Historie des pausdoms (1725) komen we het fragment tegen.[4] Hier citeert Weyerman in een voetnoot de gehele Latijnse tekst. Door het onderzoek van Jac Fuchs weten we dat Weyerman voor de eerste twee delen van De historie des pausdoms gebruik heeft gemaakt van het Engelse tijdschrift The Weekly Pacquet of Advice from Rome: or The History of Popery van Henry Care.[5] In deel 2 van dit tijdschrift staat op pagina 337-338 het Latijnse fragment met de Engelse vertaling.[6]

Inmiddels weten we dat Weyerman voor Den Amsterdamschen Hermes teksten ontleende aan The Weekly Pacquet en het aanhangsel The Popish Courant (zie Voetnoot 65, Voetnoot 67, Voetnoot 69 en Voetnoot 149). Vooral rond aflevering 43 van Den Amsterdamschen Hermes (afl. 36, 38, 39, 41, 45 en 47) grijpt Weyerman voor inspiratie naar het Engelse tijdschrift. Natuurlijk is het geen verrassende mededeling als ik zeg dat Weyerman al twee jaar voor het verschijnen van De historie des pausdoms bezig is met het schrijven van dit werk, maar dankzij het bronnenonderzoek kunnen we nu ook echt aantonen dat Weyerman in 1723 The Weekly Pacquet aan het lezen is en hieruit teksten vertaalt voor zijn periodiek. – Jan Bruggeman


[1] [F.L. Kersteman], Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman (’s-Gravenhage 1756), p. 14-22.

[2] Het pamflet De corrupto Ecclesiæ statu (1519) is niet gepagineerd. Het citaat staat op pagina C7r en C7v. Nicolai de Clemangiis, Opera omnia (Leiden 1613), p. 16 van De corrupto Ecclesiæ statu.

[3] Egbert Grim, Pauselicke Heiligheit, Dat is, catholyck ende avthentyck vertoogh, dat Iohannes, gemeenlick Paus Iutte genoemt, een vrouvve gevveest is (Wezel 1635), tweede boek, p. 448.

[4] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 2 (Amsterdam 1725), p. 323.

[5] Jac Fuchs ‘“To give you a thorough insight shall be the scope of these successive sheets”. Enige nieuwe aanmerkingen over Weyermans Historie des pausdoms, in: MedJCW 32 (2009), p. 29-38.

[6] The Weekly Pacquet of Advice from Rome: or The History of Popery, deel 2, afl. 43 (30 april 1680), p. 337-338. Het tijdschrift verscheen van 3 december 1678 t/m 13 juli 1683.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.