Voetnoot 226

Bronnen voor het derde deel van De historie des pausdoms 8 – Ydele, dartele, schandelyke, of godlooze boeken

donderdag 22 juli 2021 – De eerste twee delen van De historie des pausdoms verschenen in 1725. Ze kwamen niet gelijktijdig uit, maar met een tussenpoos van enkele maanden. Dat kunnen we opmaken uit berichten in het tijdschrift Den Ontleeder der Gebreeken en advertenties in de Leydse Courant.[1] Er kwam veel kritiek op dit werk van Weyerman. Hij vertelt daar iets over in het gedeelte ‘Aan den partydigen leezer’ van deel 3 uit 1728.[2]

Het heugtme dat ik eens in een Nederlandsche stad verviel by ongeluk in het gezelschap van een driest en kalfdom Boekhandelaar, die my zey, dat myn tweede deel vry minder was als het eerste, en hy vervolgde met een koperroode onbeschaamdheyt, dat hy zo bevoegt was om daar over te vonnissen als een theologant, dewyl ’er door zyn handen een grooter meenigte boeken was gecirkuleert, als den oudste Proponent van alle de Provintien ooit had konnen doorleezen.[3]

Weyerman reageert niet op deze opmerking, maar hij voorziet wel dat ook zijn derde deel veel kritiek zal krijgen. Dan wendt hij zich rechtstreeks tot de lezer en vraagt: 

Maar, Leezer, zeg my eens zo het uw thans gelegen komt, wat voor soort van boeken zou uw gevallen? ydele, dartele, schandelyke, of godlooze boeken? het lust ons om die vier soorten eens ter loops te examineeren, zonder ons eens te stooren aan de zotskappen dieze schryven, aan de boekverkoopers dieze verhandelen, of aan de nieuwsgierigen dieze leezen.[4]

Vervolgens komt Weyerman met zijn uitleg:

Ydele boeken zyn de toegelaatene zotheden van de eeuw, die gelyk als een bedorve lucht alles wat onder hun bereyk komt besmetten. Een zeker soort van die boeken is eenvoudig, en die doen den Leezer doorgaans geen andere schade dan dat zy hem zyn tyd ontsteelen voor een tyd, want indien hy eenig oordeel heeft zal die zotheyt hem tot inkeer doen komen, gelyk als dronkaards dikmaals geneezen worden door het zien op drinkelingen
Een ander soort van boeken is geyl en dartel, en dat soort gelyk als oolyk [= slecht] ongezouten vleesch vergiftigt, in stee van te voeden, en broed alleenlyk stank en maaden. […]
Maar ontwyfelbaarlyk is een eerroovent schandelyk boek noch slimmer, want de drukpars is een soort van altydduurendheyt, die beyde des schryvers kwaadaardigheyt, en de eerloosheyt van de afgeschetste party overvoert tot de toekomende eeuwen. […]
Naast dat soort van Schrijvers plaatsen wy de godlooze Schrijvers, anders bekent by den tijtel der Atheistische autheuren, die de landeryen des gemoeds bezaayem [= bezaayen] met onkruyden, in stee van met heylzaame graanen. Het lustme niet de tijtels dier boeken alhier op te stellen, veel min de naamen der schrijvers aan te haalen, welk vervloekt geslacht zich verheft boven den Hemel, boven de Kerk, en boven de Leeraaren der voorige en der tegenwoordige tijden.[5]

Aan mensen die uitzijn op dergelijke boeken, adviseert Weyerman niet verder te lezen maar het bij het voorwoord te laten. Ik zag in dit fragment geen aanleiding om te veronderstellen dat Weyerman hiervoor een beroep had gedaan op een buitenlandse bron. Die gedachte bleek niet juist. Voor Voetnoot 223 las ik enkele passages uit Resolves: divine, moral, political van Owen Felltham. Al scrollend passeerde ik het hoofdstuk ‘Of Idle Books’. Toen ik de tekst hiervan vergeleek met bovenstaand citaat, zag ik dat Weyerman ook voor dit gedeelte een boek uit zijn boekenkast had geraadpleegd:

Resolves, CI, Of Idle Books
Idle Books are the licentiate follies of the Age; that, like a corrupt air, infect wheresoever they come Some are simple; and these, besides making the Author ridiculous, seldom hurt the Reader with more than loss of time: For if he hath any sense he will grow wiser by the folly that is presented him: as drunkards are often cured by seeing the beastliness of others that are so.[6]

De vondst is een mooi voorbeeld van serendipiteit. Ik vond iets waar ik niet naar op zoek was. Natuurlijk ben ik daarop de rest van dit voorwerk nauwkeuriger gaan onderzoeken. De tekst is heel persoonlijk en Weyerman verdedigt met kracht zijn manier van schrijven om de misstanden in de rooms-katholieke kerk aan de kaak te stellen:

Wy hebben ’er de groove feylen des Pausdoms in bestraft na ouder gewoonte, vry scherp, dat wort bekent, doch den Roomschgezinde Leezer zal door die leezing niet lichter laage in brand vliegen, gelijk als onze hervormde Geloofsgenooten, die in Spanje, Portugaal en in Italien bestraft worden by de barmhartige Vaders Dominiekaanen van de H. Inquisitie. En wat kwaad steekt ’er doch in iemant zijn misbedrijven aan te toonen, en hem te berispen over zijn dwaalingen? Wel te berispen is het aldermoeijelijkst en aldernootzaakelijkst deel der vriendschap.[7]

Owen Felltham is dezelfde mening toegedaan in zijn korte essay ‘Of Reprehension’: ‘To reprehend well, is both the hardest, and most necessary part of Friendship’.[8] Tot aan het einde van ‘Aan den partydigen leezer’ ontleent Weyerman zinnen uit dit essay. Hij past de tekst wel aan, zodat die nu betrekking heeft op Rome en de paus.

Indien Romen my haat en vervolgt, fiat, dan wort ik gelastert en vervolgt wegens mijn goedheyt; en dan ben ik mijn eygen tegengif tegens het draakenspog dat het Pausschap tegens my komt uyt te braaken.[9]

Bij Owen Felltham is de tekst als volgt:

Resolves, VIII, Of Reprehension
[… ] but if I must be hated, ’tis best for my self, that they hate me for my goodness: For, then am I mine own antidote against all the Poison they can spit upon me.[10]

Door deze vondst heb ik moeten ervaren dat Weyerman nog vaker een beroep heeft gedaan op buitenlandse bronnen dan ik reeds vermoedde. Een leerzame les. – Jan Bruggeman

¶ Voor het derde deel van De historie des pausdoms (1728) heeft Weyerman verschillende bronnen gebruikt. Zie hierover Voetnoot 122,  Voetnoot 125Voetnoot 130Voetnoot 151Voetnoot 152Voetnoot 197 en Voetnoot 213.


[1] Jan Bruggeman, ‘De datering van Weyermans portret’, in: MedJCW 19 (1996), p. 78-83. De verschijningsdatum voor het eerste deel houd ik op 9 april 1725. In juni 1725 kon men intekenen op deel 2 (advertenties in de Leydse Courant van 18 en 20 juni 1725). Wanneer dit deel precies is verschenen, is niet bekend.

[2] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 3 (Amsterdam 1728), ‘Aan den partydigen leezer’, p. 2*r-2*4v. Deel 3 is anders dan wat op de titelpagina wordt vermeld, niet in 1728 maar feitelijk pas in 1729 verschenen. Zie Voetnoot 197.

[3] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 3 (Amsterdam 1728), ‘Aan den partydigen leezer’, p. 2**2r-2*2v.

[4] a.w., p. 2**3r.

[5] a.w., p. 2**3r-2*3v.

[6] Owen Felltham, Resolves: divine, moral, political (Londen 1696, 11e dr.), CI (‘Of Idle Books’), p. 139 [= 142]–144. De tekst van pagina 2**3r en 2**3v ontleende Weyerman aan deze drie pagina’s van Felltham.

[7] De historie des pausdoms, deel 3, p. 2**3v.

[8] Owen Felltham, Resolves: divine, moral, political (Londen 1696, 11e dr.), VIII (‘Of Reprehension’), p. 9-11. Weyerman gebruikte zinnen uit dit essay voor de pagina’s 2**3v-2*4v.

[9] De historie des pausdoms, dl. 3, p. 2**4v.

[10] Owen Felltham, Resolves: divine, moral, political (Londen 1696, 11e dr.), VIII (‘Of Reprehension’), p. 11.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.